In de rubriek ‘Terugblik’ werpt Formule 1-redacteur Rob Wiedenhoff een blik op het verleden aan de hand van momentopnamen. Van bijzonder tot bizar, het zijn Robs meest memorabele herinneringen aan een sport die hij al vijfenvijftig jaar als verslaggever en liefhebber volgt.

“Je weet het niet van mij, maar…” Een klassiek begin voor iemand die een gewichtige mededeling doet, geloofd wil worden en toch anoniem wil blijven. Handig indien het ‘nieuws’ uiteindelijk blijkt te berusten op een foutieve aanname.

Medio april, bij een toevallige ontmoeting met een oude kennis uit de autosport, werd mij in het diepste geheim verteld dat hij uit zeer betrouwbare bron had vernomen dat Max Verstappen vier maanden geleden een contract had getekend om in 2017 te gaan rijden voor de Scuderia Ferrari. De meteorieke ontwikkeling van bovenaards talent Max kende geen grenzen. Het bericht zou afkomstig zijn uit kringen rond zijn management. Tja. En de zegsman van mijn zegsman was boven alle twijfel verheven.

Geruchten over een overstap naar Ferrari waren er al eerder en ook Mercedes maakte al vroeg avances. Trouwens, elk topteam wilde maar wat graag in de toekomst over de diensten van Max beschikken. Het idee van de geheime promotie was bij mij nauwelijks bezonken of de strijd tussen het Verstappen-kamp en het Sainz-kamp nam zulke oorlogszuchtige vormen aan dat de bazen van Red Bull een oplossing forceerden. De domme acties van Daniil Kvyat in Rusland dekten de interne machtstrijd mooi af: hij terug naar Toro Rosso en Max naar het hoofdteam. De rest is unieke historie.

Het gerucht laat ik maar voor wat het was. Bij Ferrari beland je trouwens niet altijd in de hemel. Alleen al veel gedoe met de persmuskieten in hun meedogenloze kranten, al helemaal bij coureurs uit eigen land. De enige Italiaanse Ferrari-wereldkampioen was Alberto Ascari, in 1952 en 1953. Ferrari winkelt graag over de grens. En niet iedere geroepene is uitverkoren.

In de lange rij van net-nietcoureurs bij de Scuderia moest ik denken aan de Brit Mike Parkes, die ik later regelmatig tegenkwam in zijn functie als manager van het Lancia-rallyteam. Mike was lang, slank, good looking, welopgevoed, maar straalde vooral de charme uit van leve de lol, ook door zijn regelmatige jacht op vrouwelijk schoon. Niet echt het prototype van een serieuze Formule 1-racer, wel het schoolvoorbeeld van iemand met veel talent die het niet maakte onder Ferrari-vlag in de eredivisie.

In sportwagenraces behaalde hij succes in Sebring, Francorchamps, Le Mans, op de Nürburgring en ga maar door. Hij werkte bij Ferrari als ontwikkelingstechnicus en kreeg in 1966 de onverwachte kans op een F1-debuut, als 34-jarige. John Surtees was daar ontslagen en Parkes nam diens plaats in voor de Grote Prijs van Frankrijk op het snelle wegcircuit van Reims. Hij reed prompt naar de tweede plaats.

In Nederland en Duitsland viel hij uit, maar vanaf poleposition stormde hij op Monza opnieuw naar de tweede positie. Na de vijfde plek in de Nederlandse Grand Prix van 1967 ging het gruwelijk mis op Spa-Francorchamps. Parkes raakte van de weg door een olieplas. De Ferrari beklom een talud en vloog meermalen over de kop. Een megaklap. Getuigen vreesden het ergste. Hij kwam er met gebroken benen en een hersenschudding vanaf.

Herstel duurde lang en van F1 was nooit meer sprake. Zijn technisch inzicht bleef echter van pas komen bij Ferrari en later Lancia. Parkes verongelukte in 1977 in Italië toen hij, om de snelwegdrukte te vermijden, een binnenweg nam en aquaplanerend frontaal tegen een vrachtwagen botste. Hij was 45 jaar. Een vergeten Ferrari-coureur zoals zovelen.

Door: Rob Wiedenhoff.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Formule 1 nr. 12, 2016.