FORMULE 1-verslaggever Daan de Geus houdt speciaal voor deze website een dagboek bij, waarin hij verhaalt over roddels, trends en het laatste nieuws. Vandaag over de menselijke kant van Sebastian Vettel die je niet op tv ziet.

Dat Sebastian Vettel menselijk is, heeft hij dit jaar wel laten zien. Niets is immers zo menselijk als fouten maken, en de Duitser maakte er dit jaar wel een paar. Sterker nog, het is een aardig lijstje, van klein tot groot in te delen. Het zal er nog wel een paar keer over gaan nu Lewis Hamilton dit weekend zo goed als zeker zijn vijfde titel pakt.

Hoon is sowieso al enige tijd zijn deel. In het Italië van Ferrari, waar bij kranten als La Gazzetta de messen altijd geslepen zijn. Of thuis in Duitsland, waar ze de ‘fehler von Vettel’ toch wel schril vinden afsteken tegenover de successen van zijn illustere landgenoot en voorganger in het rood. En ook in Nederland, want wat pruimen ‘we’ hem en masse toch slecht in deze zwart-wit tijd. Zo lijkt het althans als je de vele snijdende social media-reacties ziet, en dat dan toch vooral omdat hij de nodige incidenten met ‘onze Max’ heeft gehad.

Vettel op de foto met de Mexicaanse marshalls.

Het zure voor Vettel: iedereen maakt fouten in zijn werk, maar niet iedereen maakt ze op tv voor de ogen van een wereldwijd miljoenenpubliek. Een andere menselijke kant van Vettel zie je echter niet of nooit op tv, een menselijke kant die zich zaterdag in de paddock etaleerde, buiten de schijnwerpers. Vettel nam na de kwalificatie – hij was vierde en niet heel optimistisch gestemd voor de race – nadat hij bij de tv-ploegen was geweest en vóór hij bij de al wachtende schrijvende pers moest verhalen over zijn weer kleiner geworden titelkansen, uitgebreid de tijd voor een gehandicapte fan in een rolstoel.

Familieman Vettel stond lachend met de jongen te praten, signeerde de Ferrari-cap van de jongen, deed die speels een paar keer bij hem op en af en nam ook alle tijd voor de begeleiders van de jongeman. Zijn persdame Britta, normaal echt wel van de klok, stond er vertederd bij te kijken. En ondertussen maakte Vettel nog maar een paar grapjes.

Natuurlijk, ook andere coureurs doen veel goeds voor hun fans, en die daaronder wel wat extra aandacht verdienen. En natuurlijk, Vettel is een slimme jongen, weet heus wel dat hij de titel al heeft verloren en steekt daarom wat relaxter in zijn vel. Maar daar gaat het niet om. Het was goed Vettel in zo’n weekend van zo’n kant te zien, tussen alle druk en drukte door. Menselijk, in de beste zin van het woord.

Want menselijk, dat zijn ook de beste coureurs allemaal, maar dat vergeten wij misschien nog wel eens.

Het dagboek van zaterdag lees je onder de foto.

In Mexico is Movember, de maand van de (foute) snor, al begonnen

The Hill, The Rosberg of The Mansell: nee, het zijn geen bochten op het Autódromo Hermanos Rodríguez, maar type snorren die je jezelf kan laten aanmeten in de barbershop op het circuit. Dit allemaal in het kader van Movember – een samentrekking van mustache en november – waarin het laten staan van een bij voorkeur foute snor dient om aandacht te vragen voor de gezondheid van mannen, en dan met name tegen prostaat- en teelbalkanker en zelfmoord.

Dat een nog altijd door mannen gedomineerde wereld als de Formule 1 zich hiervoor inzet, is niet vreemd. De afgelopen jaren werd er op kleinere schaal ook wel wat aan gedaan, maar in Mexico wordt nu groots aangepakt met een echte Movember-actie. Zo hangt bij McLaren een affiche met verschillende snorsoorten – waaronder bovengenoemde, maar ook zoiets als The Peraltada en The Apex – loopt het aardig door bij de barbershop en is er zelfs een heuse MO coach, oftewel mustache coach, aanwezig die zelf een flink foute trucker-snor heeft.

De enige coureur die, voor zover ik heb kunnen zien, in de traditionele zin van het woord besnord door de paddock loopt, is Carlos Sainz. De Spanjaard zette zich voorafgaand het weekend al in voor de actie en liet zijn fans stemmen voor wat voor type gezichtsbeharing hij moest gaan. Hij ruilde zijn eerdere ongeschoren look in voor een snor waarmee hij zelfs in de goedkoopste in Mexico geschoten Amerikaanse B-film niet zou misstaan als slechterik. Het komt volgens mij het dichtst bij een nét niet vol genoeg zijnde ‘Mansell’ in de buurt. Misschien dat dit Sainz net een beetje extra geeft, want de naamgever van ‘zijn’ snor won hier in ’92.

De lokale held Sergio Pérez had zich bij aankomst op het Autódromo overigens iets te recent geschoren, dus is maar voor een plaksnor gegaan.

Foto: Sutton Images.

Het dagboek van vrijdag lees je onder de foto.

Foto: Sutton Images.

Over Hartley, hoop, herhaling en de houdbaarheid van excuses.

Naarmate het seizoen vordert en dichter richting de finish kruipt, beginnen de mediababbeltjes ook steeds vaker op herhalingsoefeningen te lijken. Niet alleen omdat het same faces, different places is, maar ook omdat veel van de talking points gedurende het jaar eigenlijk weinig veranderen. Zeker als een coureur in algemeenheden over zijn seizoen praat, blijkt wat aan het begin van het jaar een probleem was dat ook aan het eind vaak nog te zijn, en pech zoiets dat je zelfs in achttien races niet kan afschudden.

Foto: Sutton Images.

Natuurlijk, de excuses zijn een keer op, dat is een onverbiddelijke Formule 1-wet, maar zolang je je zitje nog hebt, betekent dat vooral dat je ze dan maar herhaalt. Zo kwamen ze in gesprek met Brendon Hartley donderdag allemaal voorbij. ‘Het viel niet altijd mijn kant op’, passeerde uiteraard de revue, terwijl de ‘ik heb veel pech gehad’-variant twee keer voorbij kwam. Hartley wist ook wel drie keer op een verschillende manier te zeggen dat hij het ‘niet altijd in eigen hand had’, en natuurlijk, die punten, herhaalde hij: ‘vertellen niet het hele verhaal’.

Dit is geen aanklacht tegen Hartley – het is een sympathieke, beleefde kerel die ongetwijfeld meer kan dan hij heeft laten zien. En voor de naam Hartley, kun je ook zo de naam Ericsson of Vandoorne invullen, voor wie ook een (voorlopig?) einde van hun Formule 1-carrière nadert of dreigt. Pech en tegenslag, het kan de beste overkomen, maar het overkomt de beste coureurs nooit achttien races lang. Het perfecte weekend is zeldzaam in de Formule 1, en dus gaat het er vooral om alsnog zo goed mogelijk te presteren als het niet perfect loopt, je teamgenoot het betere materiaal krijgt of je gewoon pech hebt – of anders in elk geval te doen alsof.

Of het nu bluf of bravoure is, om politieke spelletjes of een sterk management gaat, om jezelf goed kunnen verkopen of de ‘agressie’ die McLaren-topman Zak Brown mist bij Vandoorne maar wel ziet bij diens teamgenoot Fernando Alonso: naast talent zorgt ook dat ervoor dat de echte toppers niet in dat soort situaties komen. Dat ze niet afhankelijk zijn van hoop, of dat hun excuses worden gehoord door degene die de beslissingen maakt. Want hoe vaker je ze herhaalt, hoe meer ze hetzelfde klinken. Hartley mag nog hopen op nog een jaar Toro Rosso, ook al is dat inmiddels misschien tegen beter weten in. Uiteindelijk is ook hopen namelijk typisch zoiets waarvan de uitkomst niet altijd van jezelf afhangt.

Het dagboek van donderdag lees je onder de foto.

Foto: Sutton Images.

Mexico-Stad, een betonnen jungle met een sporthart

Stratencircuits uitgezonderd, is het in de moderne Formule 1 uiterst ongewoon om een circuit midden in een metropool te hebben. Het Shanghai International Circuit ligt een stevige driekwartier rijden van de stad waaraan het zijn naam ontleent. In Montréal moet je eerst naar het kunstmatig aangelegde Île Notre-Dame om op het semi-permanente Circuit Gilles Villeneuve te komen. En het Circuit of the Americas ligt volgens de GPS eigenlijk in het piepkleine Elroy, grenzend aan Austin maar alsnog een aardig halfuur van downtown.

In Mexico en ook Brazilië ligt het echter anders, maar om het maar over het Autódromo Hermanos Rodríguez te hebben, dat bevindt zich dus wel pal middenin Mexico-Stad. Nou is dat gezien hoe ver de stad met z’n bijna 9 miljoen inwoners zich uitstrekt tot een grootstedelijk gebied van 23 miljoen mensen ook niet vreemd, maar een park met circuit erin middenin een woonwijk, dat vind je elders alleen in het niet bepaald kosmopolitische Monza.

Hoe anders is Mexico-Stad. Op de vlucht erheen zat ik naast een Spanjaard die het al vijftien jaar thuis noemt, maar ook enkele jaren in Antwerpen heeft gewoond. “Voor wie Mexico-Stad gewend is, zal Antwerpen amper nog als stad voelen”, grapte ik. “De buurt waarin ik woon is groter dan heel Antwerpen”, antwoordde mijn tijdelijke buurman, al benadrukte hij het daar toch ook prettig wonen te hebben gevonden. “Maar in Mexico-Stad kun je alles vinden wat je wil. Alles.”

Gezien dit pas mijn tweede bezoek is zal ik me zeker geen kenner verklaren, maar dit is inderdaad een stad die alles lijkt te hebben, tot aan het overweldigende toe. De ritten van het vliegveld naar het hotel, circuit en terug voltrekken zich hier langs sloppenwijken, luxe appartementencomplexen en alles er tussenin. Door doolhof-achtige wijken met muren vol graffiti, goedkope eettentjes, opulente historische gebouwen en megalomane moderne nieuwbouw – al is de nieuwbouw schaars, deze valt vaak weg tussen wat in verval is of al is vervallen. In zekere zin is dat stedelijke verval typerend: gebouwd op een ondergronds meer waar men het grondwater uithaalt, zakt Mexico-Stad tot een meter per jaar.

Enig natuurgeweld is Mexico-Stad ook niet vreemd, denk aan de flink verwoestende aardbeving van 2017, al is het lang niet de enige vorm van geweld dat de stad teistert. Het circuit ligt in een buurt die, met gevoel voor understatement, ‘niet heel veilig’ wordt genoemd, en er zijn nog veel ergere. De redenen mogen wie wel eens naar het nieuws kijkt, bekend zijn. 2017 was een recordjaar qua moorden voor het land en voor 2018 staat de teller ook al (ruim) in de plus. De hoofdstad vormt er geen uitzondering op. Dat om de straathoek een politievoertuig staat – van een bescheiden sedan tot Dodge Charger musclecar voor meer spierballenvertoon, of gewoon een pantservoertuig – hoort hier bij het straatbeeld. Net als de talloze zwaarbewapende politieagenten, rondom het circuit staan ze om de honderd meter, met uitrusting waar Nederlandse militairen slechts van kunnen dromen.

Foto: Sutton Images.

De mix van bruisend en grimmig, dynamisch en verlopen past Mexico-Stad, net zoals het circuit bij de stad hoort, en in het hart van de stad. Er is bijna geen restaurant, zelfs de beste niet, waar niet minstens één grote tv met NBA, basketbal of uiteraard voetbal te zien is. In alle parkjes, klein en groot, lopen mensen hard of trappen een bal. Er is geen winkelstraat zonder levensgrote affiches met voetballers erop of, zoals deze week, Formule 1-auto’s en coureurs. Dat de Mexicanen en masse uitlopen voor ‘hun’ Grand Prix, is dan ook niet verwonderlijk. Ze houden van deze sport, zoals ze hier – arm of rijk – van bijna alle sport houden en met volle teugen genieten. Misschien ook juist omdat hun thuis, hun zo grillige stad, zo weinig houvast biedt, zo weinig zekerheid – wie zal het zeggen? Mexico-Stad is een van de meest aparte steden die door het Formule 1-circus wordt aangedaan, maar de race is er wel echt een festival.