In ‘Die ene keer’ blikken coureurs terug op dat ene speciale moment uit hun carrière. Deze keer: Jarno Trulli, over zijn enige zege in de Formule 1. Uitgerekend in Monaco, dat dan weer wel, maar door een flinke portie pech, bleef de teller daarna ook op één staan voor de Italiaan.

“In 2004 reed ik mijn derde seizoen voor Renault. Achter de schermen speelde van alles. Veelal politiek gekonkel, niet leuk dus. Ik had het niet naar mijn zin bij het team. Alles draaide om Fernando Alonso. Dat ik won, was dan wel mooi – maar het team had het fijner gevonden als Alonso had gewonnen. Dat maakte de race in Monaco nog specialer voor mij. Daar, op het stratencircuit van Monte Carlo, kwam alles samen. Ik veroverde er mijn eerste poleposition én mijn eerste zege. En ik heb het in stijl gedaan – het enige wat ik miste, op een tiende verschil, was de snelste raceronde.”

“Veel mensen herinneren zich die dag nog. Ik natuurlijk ook, hoewel ik die overwinning snel uit mijn hoofd heb gezet. Ik leef niet voor momenten en ik kijk sowieso niet graag terug. Ik focus me liever op de weg die voor me ligt, op de toekomst. En vertrouw bij wat ik doe dus ook niet op prestaties uit het verleden. Dat neemt niet weg dat het een geweldige dag was.”

Trulli had reden tot juichen in Monaco.

“In Monaco versloeg ik Alonso voor de vierde maal in zes kwalificaties. Omdat alle aandacht uitging naar Ferrari, viel het echter vrijwel niemand op dat ik over het hele seizoen genomen beter was dan hij. Die zaterdagavond ging ik naar bed met het gevoel dat dit mijn kans was. Het is lastig inhalen in Monaco, dus ik wist dat ik me in een goede positie bevond om te winnen. Dat zei ik ook tegen iedereen die voor de race naar me toe kwam: ik heb een kans gekregen, laat ik die ook grijpen.”

“Jenson Button startte als tweede, terwijl Alonso achter mij als derde vertrok. Bij de start kwam Fernando dichtbij, maar al snel wist ik een gat te trekken. Door de neutralisaties was het niet makkelijk om de race te controleren, niet voor mij, maar ook niet voor het team. Alonso had bovendien een betere strategie. Elke keer als de safetycar naar buiten kwam, wist hij het gat met mij dicht te rijden. Aan kop blijven was dus niet makkelijk, maar het lukte me om kalm te blijven en weg te rijden wanneer dat nodig was.”

“Op een gegeven ogenblik had ik zelfs een gat van vijftien seconden. Ik had de race dus onder controle, maar het idee dat er van alles kon gebeuren, maakte me helemaal gek. Ik weet nog goed dat ik elke keer wanneer ik de safetycar zag, tegen mezelf zei: blijf rustig, je hebt het zelf in de hand en je bent de beste tot nu toe. Na de laatste safetycar waren er nog zo’n tien ronden te gaan en reed Button pal achter me. In plaats van een gat te slaan, besloot ik het rustig aan te doen. Ik wilde voorkomen dat ik een fout zou maken en in de vangrail zou belanden. Ik wilde de race controleren.”

“De zege was onverwacht. Als team hadden we dat seizoen nooit een auto die goed genoeg was om te winnen. Mijn zege in Monaco was samen met de overwinningen van McLaren-coureur Kimi Räikkönen in België en Williams-rijder Juan Pablo Montoya in Brazilië de enige keer dat Ferrari niet won. Mede door die dominantie van Ferrari werd mijn zege enthousiast ontvangen. Door de fans, de andere teams, collega’s en ook de media. Ik herinner me dat ik een staande ovatie kreeg toen ik de perszaal binnen kwam voor de persconferentie. Ik kreeg het idee dat het me echt gegund was en dat gaf me een goed gevoel.”

Trulli controleerde de race in het Prinsdom.

“Ik heb in mijn carrière veel pech gehad. En ik denk dat velen het fijn vonden om te zien dat iemand die al jaren hard knokt eindelijk beloond werd met een overwinning. Ook door de situatie bij Renault. Ik was er duidelijk niet favoriet en dus hoorde winnen eigenlijk niet tot de opties. Mentaal was dat zwaar.”

“Het moment dat ik de finish passeerde, zal ik niet snel vergeten. In een paar seconden flitste mijn hele carrière door mijn hoofd. Daarna dacht ik alleen maar: ik heb het gedaan! Toch was ik niet door het dolle heen van blijdschap – ik zag het juist als een begin van meer. Het was wel fijn dat ik nu bewezen had dat ik het kon, wat daarvoor door velen in twijfel werd getrokken. Ik heb nu eenmaal het label gekregen van pechvogel en zeurkous. Daar kom ik nooit meer van af. Daar heeft die zege ook niets aan veranderd.”

“Normaal gesproken had het natuurlijk niet bij die ene zege moeten blijven, maar het heeft niet zo mogen zijn. Dat is jammer, maar ik ken de redenen. Bij Toyota waren we een paar keer dichtbij, terwijl bij Renault politiek mij in de weg stond. Ik denk nauwelijks terug aan mijn overwinning in Monaco. Wat heeft het voor zin om terug te kijken? Het belangrijkst is dat ik mezelf in de spiegel kan kijken en weet dat ik alles gegeven heb. Daar ben ik trots op. Misschien nog wel meer dan op die ene zege.”