Al 25 jaar brengt FORMULE 1 tweewekelijks achtergrondverhalen, interviews en fotoreportages uit de racewereld. In het kader van ons jubileum duiken we voor de rubriek Flashback elke week in ons archief om een pareltje af te stoffen. Terug naar 2005, verslaggever Nando Boers spreekt uitgebreid met Jos Verstappen. De Limburger zit zelf op dat moment in grote onzekerheid over zijn racecarrière maar vertelt uitgebreid over de talenten van zijn dan zevenjarige zoon Max.  “Maar misschien wil hij over twee jaar voetballen en dan sta ik hier met mijn kart.” 

Dit is een bewerkte versie van een stuk van Nando Boers

“Wat ík moet doen, dát weet ik wel. Ik heb alles meegemaakt. Maar toen ik Max voor de eerste keer bij een wedstrijd de baan opstuurde… Dat was moeilijk. Dat meen ik echt. Ik kon niets meer voor hem doen.” Jos Verstappen knijpt zijn ogen fijn. Er blijven twee heel kleine spleetjes over. Hij grinnikt om zijn eigen observatie. “Ik had hem aanwijzingen gegeven, maar toen hij wegreed, kon ik hem niet meer helpen. Daar gaat ‘ie. Begin april (2005, red.), in Emmen. Stond hij daar, met achttien man aan de start van zijn eerste race. Tussen jongetjes van tien en elf. Hij is pas zeven.” Uitslag: 1. Max Verstappen.

En vergis je niet. Verstappen doet dat haast net zo lief als rondrazen in bolides met honderden pk’s. Hij traint op de kart om scherp te blijven. En dat trainen, dat is net alsof hij ‘in een race zit’. Rijdt hij zijn rondjes met ‘gewone jongetjes’, dan moet hij ook. Inhalen, vol d’r langs, hup. Oprotten. Op de limiet. “Kan ik niets aan doen’’, zegt hij. “Gaat vanzelf. Dat zit in me. Ik kan niet rustig aan doen.” Hij geeft het grif toe. In een racewagen is hij een totaal ander mens dan er buiten. “Heel asociaal”, zegt hij alsof het een biecht betreft. “Ik ga op de baan voor niets en niemand aan de kant. Geen respect voor anderen. Ik rijd dwars over mijn beste vriend heen als het moet. Echt waar, daar denk ik helemaal niet bij na.”

Jos en Max, in 2010. Foto: Motorsport Images

Lees ook: Flashback ’15: Frits van Amersfoort kreeg na Max Verstappen plots ook Mick Schumacher in zijn team

Samen Le Mans?
Hij leeft zich er op uit, op die felle machientjes. Op het moment dat zijn manager Huub Rothengatter in ’t Gooi ‘gestoord’ wordt en dag en nacht aan het bellen is met potentiële werkgevers, tussenpersonen, journalisten, sponsors en advocaten, klimt Verstappen in zijn bus en rijdt hij naar het Belgische Genk. Helm op, instappen en daar gaat Nederlandse beste coureur. “Lekker rijden.” Als hij nu instapt is hij rustiger dan vroeger. Meer verstand, meer ervaring, meer nadenken.

Vroeger, toen had hij nog wel eens ‘een ongelukje’. In de Formule 1 in het begin, maar ook in de kart. Wild. Wilde hij direct het ronderecord verbreken. “Nu bouw ik het op. Dat probeer ik Max ook bij te brengen. Hij heeft ook minder ongelukjes. Komt omdat ik meer met hem praat. Max is beter voorbereid dan ik was. Voor mijn vader was alles nieuw toen ik als achtjarige begon. Maar we zitten er nu 25 jaar in.”

Over tien jaar, dan kan het misschien, zegt hij. Het is in elk geval zijn bedoeling. Max is dan zeventien, hij 43. Racen op Le Mans, Jos en Max, met 360 kilometer per uur dwars door de nacht. Hij wil het in elk geval één keer doen, de 24 Uur van Le Mans. “Zeventien jaar, dan mag je best in zo’n ding rijden.” Maar, zegt hij, laten we nu eerst maar eens afwachten of Max het leuk blijft vinden. Zeven jaar, gek van autosport en als je aan hem vraagt wat hij later wil worden dan zegt hij: Formule 1-coureur.

Grinnikend: “Hij beseft alleen nog niet hoe moeilijk het is. Maar ik laat hem nu nog lekker in die waan. Toen ik zo jong was, wilde ik ook Formule 1-coureur worden en dat is me gelukt en als Max ook heel goed is, dan lukt hem het ook.”

Lees ook: Flashback ’13: Profetische woorden van Hamilton: ‘Bij Mercedes valt nog wat te winnen’

Op de bank in Monaco, in 2000. Foto: Peter van Egmond

‘Max knokt al goed’
Verstappen ziet het samen met Max naar races gaan ook als een vorm van competitie die hij nu al sinds oktober 2003 noodgedwongen moet missen. “Dit is nog veel spannender”, zegt hij. Gingen ze begin april naar Emmen. Voor het eerst een wedstrijd. Natuurlijk, mensen vragen handtekeningen aan hem, maar dat vindt hij niet erg. Als hij druk is met Max zegt hij gewoon tegen zijn fans dat ze straks kunnen terugkomen. Max ondertussen, die snapt het wel, hij weet dat zijn vader een bekende ex Formule 1-coureur is.

Verstappen is kalm langs de baan. Is goed voor Max. Wat heeft het voor zin om nerveus te gaan lopen ijsberen? Niets. Maakt het voor Max alleen maar erger. Hij rijdt al tussen jochies die groter zijn dan hij, en hij draagt al de naam Verstappen. “Ik ben heel rustig”, zegt hij. “Ik leg hem dingen uit en ik laat hem niet te veel trainen. Het was een heel zware baan. Dan is het goed om hem te sparen voor de wedstrijd.”

Het ging goed. “Toen we de baan op gingen was hij direct de snelste. Met tijdrijden, in de race. De eerste wedstrijd won hij met anderhalve seconde voorsprong. In de tweede race moest hij echt knokken.” Vechten, dat kan het mannetje nu al goed, vertelt zijn vader. Hij noemt hem een doorzetter die niet bang is. En hij heeft talent. Hij ziet dat gewoon. “Er zijn heel veel jongetjes die hard gaan, maar die hebben de hele dag nodig om een goede tijd neer te zetten. En als ze de volgende dag maar tien minuten kunnen trainen, lukt het niet meer. Max heeft wat ik ook heb. Instappen en direct hard gaan.”

Foto: Motorsport Images

Lees ook: Flashback ’06: Hoe een online bericht de verhoudingen tussen Albers en Doornbos op scherp zette

‘Misschien wil hij wel voetballen’
Dat is talent, zegt hij. Zo’n kart of een Formule 1-wagen, het maakt niet zoveel uit, want honderd procent is hij nooit. Maar, en daar komt ‘ie, als hij niet perfect is, moet je dat gebrek compenseren. Hij noemt als voorbeeld Fernando Alonso, Kimi Räikkönen en Giancarlo Fisichella. De laatste bij wie hij het heeft gezien? Direct snel? Vitantonio Liuzzi. “En Max heeft dat ook. Die voelt aan hoe je een auto kunt compenseren. Dat moeten ze gewoon doen. Raar misschien, maar dat is talent. Door de jaren heen merk je dat het heel apart is.”

Maar als Max geen zin meer heeft, dan legt hij hem niets in de weg. Dus leuk, dat hij Le Mans wil gaan rijden, maar ‘met kinderen weet je het maar nooit’. “Misschien wil hij over twee jaar voetballen en dan sta ik hier met mijn kart.”

Een welgemeende lach. Hij ziet het al voor zich, de beste opleiding voor handen, veel talent en dan toch willen voetballen als je negen bent. Maar het kan. “Daarom ben ik ook niet elke dag met hem op het circuit. Het moet ook voor hem leuk blijven. Na de wedstrijd die hij had gewonnen heb ik hem twee weken niet laten rijden. Je moet ‘m scherp houden.”