Force India’s adjunct-teambaas Robert Fernley vindt dat de top drie – Mercedes, Ferrari en Red Bull – zowel in sportief als commercieel opzicht te ver los is van de rest.

Hoewel Force India bij de seizoensopener in Australië met twee auto’s punten scoorde, is het gat tussen de top drie en de rest van het veld te groot volgens Fernley.

In de kwalificatie, waarin de Force India-coureurs overigens buiten de top tien eindigden, was Haas’ Romain Grosjean op P6 de eerste coureur van een niet-top drie team, maar dat wel op 1.8 seconde van snelste man Lewis Hamilton.

In de race eindigde de top vijf – bestaande uit de Mercedes- en Ferrari-coureurs en Red Bulls Max Verstappen – binnen een halve minuut van elkaar, maar kwam Williams’ Felipe Massa als best of the rest bijna een minuut achter Verstappen over de streep. De rest reed op een ronde achterstand.

“Ik denk dat het alleen maar erger wordt”, wordt Fernley door Autosport geciteerd over het verschil tussen de grote drie en de rest, dat volgens de Brit te verklaren is door hoeveel meer geld deze teams hebben en ook daadwerkelijk uitgeven.

Fernley noemt dit ‘zorgwekkend’ en iets dat de nieuwe Formule 1-eigenaar Liberty Media vermoedelijk zal zien als slecht voor de show. “En terecht”, meent Fernley, die hoopt dat de Amerikanen er iets aan gaan doen: “Op het moment gaat het namelijk puur om hoeveel geld je kan uitgeven.”

“Zolang dat de competitieve verschillen bepaalt, zullen die belachelijk groot zijn”, stelt de Force India-topman, die zich met zijn team al langer sterk maakt voor kostenbesparing en financiële nivellering.

Volgens Fernley is het de grote drie verder niet aan te rekenen dat ze zoveel meer middelen hebben en zo ver voorliggen op de rest. “Dat is hun schuld niet, het komt door hoe de sport in elkaar steekt.”

Fernley vindt ook dat dit in gedachten gehouden moet worden bij het aanpakken van deze situatie en de sportieve en financiële dominantie van de top drie op een ‘respectvolle manier’ moet worden ingeperkt.

Force India’s Fernley met FIA-president Jean Todt.