Het is vandaag exact zestig jaar geleden dat de Grand Prix van Nederland van 1960 werd verreden. Om uiteenlopende redenen een memorabele race. Zo was het onder meer de eerste in een reeks van vijf overwinningen op rij waarmee Jack Brabham de strijd om de wereldtitel besliste, maar ook een donkere dag in de duinen door een ernstig ongeluk.

Na het kampioenschap van 1959 wilde Cooper doorgaan met de oude wagen, zeker toen ook de Grand Prix van Argentinië gewonnen werd. ‘Why change if we are winning?’ vroeg de immer zuinige pa Cooper zich af. Brabham zag echter hoezeer de concurrentie, met name Lotus en Ferrari, dichterbij kwam. In het vliegtuig naar Europa wist hij zoon Cooper te overtuigen van de noodzaak een geheel nieuwe wagen te bouwen. In het vroege voorjaar werd daarom alsnog de T53 klaargestoomd. De ‘Lowline’-Cooper deklasseerde in 1960 de voltallige concurrentie. Te beginnen in Zandvoort.

De race in 1960 was ook het Formule 1-debuut van Jim Clark. Clark had in de winter getekend bij het team van Aston Martin. De Aston Martin DBR4 liet echter op zich wachten en was – met de motor voorin – bij voorbaat gedoemd te mislukken. Toen er voor Zandvoort maar één auto klaar was, voor Roy Salvadori, stemde teambaas Reg Parnell ermee in om het contract met Clark te ontbinden, waarna Clark onmiddellijk instapte bij Lotus. Een Lotus 18, wist hij uit wintertests, was de auto die je moest hebben. Eerder was de lichtgewicht auto weggehoond door de pers als een schoenendoos met vuilnisbakdeksels als wielen, maar Moss had er in Monaco mooi de Grand Prix mee gewonnen.

Strubbelingen

Voor het raceweekend in Nederland goed en wel begonnen was, waren er al strubbelingen. De Koninklijke Nederlandse Automobiel Club zat blijkbaar niet zo goed in de slappe was en besloot om slechts de zestien beste coureurs uit de trainingen hun startgeld uit te keren. Er waren echter eenentwintig inschrijvingen. De tijden zouden worden vastgesteld op basis van het gemiddelde van de drie snelste ronden.

Reventlow in de Scarab.

De deelnemers waren het er niet mee eens. Onderhandelingen volgden. Afgesproken werd nu dat alleen de snelste rondetijd genomen zou worden, en dat de eerste vijftien starters startgeld zouden ontvangen, en als de kassa-inkomsten meevielen ook de nummers zestien en zeventien. Met name de Amerikanen pikten dit niet. Lance Reventlow, aanwezig met twee Scarabs (voor hemzelf en zijn kompaan en mecanicien Chuck Daigh), trok zijn team boos terug. Het was ook zeer waarschijnlijk dat de Scarabs net als in Monaco buiten de boot zou vallen. De Scarab, de eerste Amerikaanse Formule 1-wagen, met een Amerikaanse motor voorin, was te laat gereed om een rol van betekenis te kunnen spelen in de Formule 1. Ook Masten Gregory en Roy Salvadori wensten zonder gegarandeerd startgeld niet door te gaan.

En zo ging er op zondag 6 juni een veld van zeventien auto’s van start, met als laatste Carel Godin de Beaufort, die in een oude Cooper op zes ronden gereden zou worden.
(tekst loopt door onder de foto)

De start van de Nederlandse GP van 1960.

Donkere dag

De triomf van de techniek en het gesjoemel om geld – van alle tijden – werden echter tot bijzaken gereduceerd door het ongeval van Dan Gurney in de elfde ronde van de race.

Gurney, toch al niet te spreken over de gebrekkige voorbereidingen van zijn team BRM, merkte bij het aanremmen van de Tarzanbocht dat zijn remmen dienst weigerden. ‘Zijn wagen’, zo doet de Zandvoortse Courant verslag, ‘vloog met een snelheid van 180 km per uur van de weg, vernielde de afrastering en schoot recht op een kuil af waarin acht jongens zaten. Een van hen, de achttienjarige Piet Alders uit Haarlem, werd zwaar gewond. Later op de middag is hij aan de gevolgen van zijn verwondingen overleden’. Naar verluidt zaten de jongens op verboden terrein. Gurney, die zijn arm gebroken had, zou nooit meer racen zonder zijn remmen te koesteren, ze soms zelfs, voor een bruuske remactie, heel voorzichtig te proberen.

Dit afschuwelijk ongeval bracht enkele minuten stilte over een groot gedeelte van de renbaan, waar alleen nog het monotone gedreun der motoren de lucht in beweging bracht, maar al spoedig mengde zich het geroezemoes van de toeschouwers op de tribunes en de duintoppen tussen het cilinderlawaai. Het ongeluk leek veraf, op een andere planeet, gebeurd – De Zandvoortse Courant, 8 juni 1960

De race werd van start tot finish gedomineerd door Jack Brabham. Jim Clark duelleerde lange tijd met Graham Hill om plaats vijf, maar viel halverwege met versnellingsbakproblemen uit. Het publiek leefde op door een geweldige inhaaljacht van Stirling Moss, nadat hij door een lekke band was teruggeworpen. ‘Zijn Lotus kreeg in de ogen van het publiek vleugeltjes, terwijl het leek of zijn rivalen stroef voortbewogen’, aldus een krantenkop.

Moss in actie in zijn Lotus.