
Met de hagelnieuwe Lotus-Cosworth won Jim Clark in 1967 zijn eerste van in totaal vier Grand Prix-zeges dat seizoen.
Zondagochtend 21 juni 1970. Een toevallige ontmoeting in Zandvoort. Ik was op weg naar de perskamer in Bouwes Palace, daar stapte Piers Courage net naar buiten. Hij was, met weekendtas in de hand, op weg het circuit waar hij met een De Tomaso-Ford ging starten in de Grote Prijs van Nederland. Na een wederzijds goedemorgen verloor ik hem uit het oog. Voorgoed; de aimabele Brit kwam jammerlijk om het leven toen zijn auto op het snelle gedeelte bij Tunnel Oost van de weg raakte en onmiddellijk vlam vatte. Piers was kansloos. De harde realiteit sloeg diepe wonden. Met de kennis van nu is het nauwelijks voor te stellen hoe werd gedacht over ingrijpen bij calamiteiten. Van camerabewaking had nog niemand gehoord. Vanuit de pits was een onheilspellende rookzuil waar te nemen, maar een brandweerwagen mocht niet vertrekken omdat volgens de procedure eerst een commandowagen poolshoogte moest nemen. Hulpverleners langs de baan hadden geen middelen om meteen in te grijpen. Op hun lapcharts zagen de teams dat Siffert en Courage ontbraken. Na enkele bange minuten hoorde ik het verlossende bericht via de omroepinstallatie: beide coureurs waren ongedeerd. Maar na een half uur werd gemeld dat het anders was gelopen. Alleen Siffert was in orde, hij had pech bij het Scheivlak. De resterende rondjes werden plichtmatig afgewerkt en op het podium nam de somber kijkende winnaar Jochen Rindt (Lotus) de huldiging in ontvangst. De later dat jaar postume wereldkampioen treurde om het verlies van zijn grote vriend.

Een van de laatste rondjes van Piers Courage.
In 1971 was de stemming optimistisch als vanouds. Vooral omdat Gijs van Lennep een week na zijn historische Le Mans-overwinning op Zandvoort in de Formule 1 debuteerde. De meest hectische week van zijn leven. Alle media wilden wat van hem weten in de opmaat naar onze Grand Prix. Bovendien had hij een voorhoofdsholteontsteking en koorts. Ik bedacht een tamelijk ongebruikelijke plek om hem te spreken: in de sauna bij de sportschool van zijn toenmalige fysio Peter Dekker. Het werd een geslaagd debuut, vooral dankzij de regen. Het slechte weer bood volop kansen voor de als 21e gestarte Gijs, omdat zijn Firestone regenbanden stukken beter waren dan de Goodyears van de concurrentie. Hij vertelde me over zijn voorzichtige tactiek: “Ik keek die hele spetterende club voor me maar eens aan. Na een paar ronden liep ik in op een groepje en zag dat het ging. Ik ben gek op racen in de regen, dat is het mooiste.”

1970: regenspecialist Gijs van Lennep is op weg naar de achtste plaats in zijn Surtees.