Ford keert na jaren afwezigheid terug in de koningsklasse van de autosport. De op vier na grootste autoproducent ter wereld gaat vanaf 2026 in zee met Red Bull Racing, het team van Max Verstappen en Sergio Pérez.

De ambities van Ford tonen nog maar eens hoe de Amerikaanse markt de laatste jaren door de knieën is gegaan voor de Formule 1. Waar in het verleden nog al eens meewarig naar die Europese tak van autosport werd gekeken, daar verdringt het Amerikaanse bedrijfsleven zich tegenwoordig om een deel van de taart op te eisen. Met vanaf dit jaar drie Grands Prix, één renstal (Haas) en de plannen van Andretti-Cadillac en Ford, lijkt de US of A definitief gezwicht voor het klatergoud van de koningsklasse.

Overname Cosworth

Dat was ooit wel anders. Toen Ford in de jaren zestig voorzichtig de blik op Europa wierp was dat in eerste instantie om op Le Mans de strijd aan te gaan met Ferrari. Vanaf 1967 was het merk via een omweg ook actief in de Formule 1. Niet met een eigen team, maar wel als eigenaar van Cosworth. Deze kleine Engelse motorproducent was in 1958 opgericht door voormalig Lotus-medewerkers Mike Costin en Keith Duckworth. Het bedrijf leidde een bestaan in de marge tot in 1966 Lotus-teameigenaar Colin Chapman aanklopte. Tot die tijd werden de auto’s van Chapman aangedreven door de lichte 1.5l-motoren van Coventry-Climax, maar door een regelwijziging moest hij op zoek naar zwaardere 3.0l-krachtbronnen. Coventry-Climax kon die niet leveren en dus ging Chapman bij zijn oude vrienden Costin en Duckworth te rade. Die hadden wel oren naar bouwen van een motor voor Lotus, maar het ontbrak de twee aan budget om dat te doen. Uiteindelijk vond Chapman in eerste instantie de Britse vestiging van Ford bereid om bij te springen en wat volgde was een van de grootste succesverhalen in de Formule 1.

Graham Hill in de door de Ford Cosworth DFV aangedreven Lotus 49 (Motorsport Images)

DFV (Double Four Valve)

Het nu door Ford gefinancierde Cosworth kwam in 1967 met de DFV (Double Four Valve) op de proppen. Deze acht-cilinder was licht, betrouwbaar en vooral betaalbaar en won achter in de Lotus 49 direct de eerste race waaraan het meedeed.

De DFV groeide in de loop der jaren uit tot de succesvolste krachtbron in de Formule 1. Tussen 1976 en 1985 wonnen door Ford Cosworth DFV’s aangedreven F1-bolides 155 Grands Prix en tien constructeurstitels. Vrijwel alle Britse renstallen, maar ook teams als Matra, Brabham en Ligier boekten successen met de motoren van Cosworth.

Benetton

Met de opkomst van de turbomotoren begin jaren tachtig, verdween de DFV uit beeld en leek de rol van Ford in de Formule 1 uitgespeeld. Ford had de smaak echter te pakken en ontwikkelde een eigen turbo-krachtbron, de GBA V6. Die motor verving in 1987 exclusief de BMW-motoren in de wagens van het Benetton F1-team dat daarmee de facto het fabrieksteam van Ford werd. De turbo’s werden niet veel later verbannen, maar Ford bleef motoren leveren aan meerdere teams, waaronder Benetton. Die combinatie bezorgde Michael Schumacher in 1994 zijn eerste wereldtitel.

De Benetton Ford B194 van Michael Schumacher (Motorsport Images)

Stewart GP en Jaguar

Benetton ging vanaf 1995 in zee met Renault en Ford Cosworth bleef achter met enkele mindere goden als klanten. In 1997 richtte Ford alle pijlen op het net opgerichte Stewart Grand Prix, maar dat bleek nauwelijks een succes en toen het team na drie seizoenen failliet dreigde te gaan nam Ford een laatste drastische stap. De Amerikanen hadden net Jaguar ingelijfd en om de verkopen van dat chique Engelse merk te stimuleren besloot Ford onder dat label een eigen F1-team te beginnen. Net als Stewart was ook Jaguar Racing geen lang leven beschoren. Na vijf seizoenen werd de stekker uit het project getrokken en het team door Ford verkocht aan Dietrich Mateschitz die er Red Bull Racing van zou maken.

Echt veel succes kende Jaguar Racing niet (Motorsport Images)

Succesvolste motorbouwer

Ford had genoeg gezien. Het verkocht Cosworth en trok zich na de laatste, magere jaren volledig terug uit de Formule 1. Niettemin staat Ford nog altijd op de derde plaats aller tijden van de succesvolste motorbouwers in de Formule 1. In maar liefst 176 Grands Prix ging een door Ford aangedreven F1-auto als eerste over de finish. Alleen de motoren van Ferrari (243) en Mercedes (213) boekten meer zeges.

Bestel hier de seizoengids 2023 van FORMULE 1 Magazine