Peter van Egmond wilde autocoureur worden, maar belandde als fotograaf in de Formule 1. Hij is al 39 jaar vaste gast in de paddock, maar de finish nadert. Met een monoloog scheurt hij in zijn mogelijk laatste jaar als F1-fotograaf door een avontuurlijk leven. Hij vertelt in dit paasweekend in twee delen, vandaag deel 2.

Lees hier deel 1 van de monoloog van Peter van Egmond

FC Oranje

“Bijna alle aandacht van fotografen is tegenwoordig gericht op Max Verstappen. Iedereen maakt foto’s van hem omdat hij een topcoureur is, de wereldkampioen. Zoals Schumacher en Senna dat vroeger waren. In achterblijvers is bijna niemand geïnteresseerd. Ik vroeg een Engelse collega ooit: kun jij een foto van Christijan Albers voor mij maken? Ja. Wat voor kleur auto heeft hij? Als een achterblijver voor zijn lens in de vangrails klapte, dan drukte hij wel af. Maar anders? Wat heeft het voor zin om Jan en alleman op de foto te zetten als het je toch niks oplevert en alleen maar tijd kost?

Voor mij was het goed dat Jos Formule 1 ging rijden. Ik had hem qua resultaten meer succes gegund. Toen Jos ermee ophield, kregen we Christijan Albers en Robert Doornbos. De jaren met Christijan waren misschien wel de mooiste. Ik deed alles voor hem: fotografie voor persberichten, zijn website… Chris reed voor een klein team, het was heel amicaal en zeer toegankelijk.

Bij Spyker was ik ook de teamfotograaf, eigenlijk heb ik naast McLaren en Red Bull dus voor drie F1-teams gewerkt. Toen Chris bij Spyker weg moest, viel er een grote leegte. Er was ook niemand meer geïnteresseerd in Formule 1. Als je het woord Formule 1 liet vallen, dacht iedereen: wat is dat voor een idioot? Nu is het totaal omgeslagen en hebben we 17 miljoen kenners, jong en oud. Giedo (Van der Garde) hebben we ook nog gehad. Is waar ook. Sorry, Giedo. Was ik even vergeten. Ik heb ook nog voor hem gewerkt en zijn sponsor, McGregor.”

‘Het werd een spel om elkaar te irriteren’

Mike Gascoyne

“Ik kon bij Giedo’s team, Caterham, bijna niks doen. Dat had vooral te maken met Mike Gascoyne, de technisch directeur. Ik heb met niemand problemen (gehad) in de Formule 1, maar met één man wel. Mike Gascoyne. Wat een eikel was dat, zeg. Die man zat me echt letterlijk tegen te werken. Ik kende hem een beetje, maar toen hij bij Spyker met Christijan ging werken, kreeg ik voor het eerst echt met Gascoyne te maken. En ik had het idee, maar dat is puur mijn mening, dat hij iedereen die niet uit Engeland kwam als een soort indringer zag. Hij was ook behoorlijk respectloos, vond ik. Vooral naar Michiel Mol (eigenaar van Spyker F1, red).

Gascoyne was een luchtfietser. We lagen elkaar niet en hij begon steeds meer op mij te letten. Ik was vooruitgeschoven door Mol, maar er  liep na de overname door Spyker nog een Engelse fotograaf bij het team. Maar als ik hetzelfde deed als die jongen, kreeg ik een uitbrander. Dan zat Gascoyne aan de pitmuur met zijn koptelefoon op en kreeg ik in de garage een tikje op mijn schouder. ‘You’re annoying Mike’, werd mij dan verteld. Man, zorg dat die auto harder gaat. Maar nee, meneer Gascoyne zit omgekeerd aan de pitmuur om te kijken wat ik aan het doen ben. Toen dacht ik: het is wel heel persoonlijk. Ik mocht dus niet meer in de garage.

Ik ben hem toen ook gaan zieken. In de garage had je een rode lijn, waar je niet overheen mocht. Ik ging expres tegen de rode lijn aan staan en er af en toe net eroverheen. Zo zielig was het. Dan wist ik het alweer: ‘You’re annoying Mike’. Het werd op een gegeven moment gewoon een spel om elkaar te irriteren. Ik ben naar Michiel gegaan om te zeggen, dat  ik zo niet kon werken. Maar ik had het idee dat Michiel eigenlijk niet echt tegen hem in durfde te gaan. Ik vond Gascoyne gewoon een zak. Een paar jaar later kwam ik hem bij Caterham, waar Giedo reed, opnieuw tegen. Het was redelijk snel terug naar af. Ik dacht: we moeten het nu uitpraten, want ik heb geen zin in hetzelfde gezeik.

Op een gegeven moment waren er geruchten dat Gascoyne zijn zakken geweldig aan het vullen was. Dat hij zijn zeilboot op kosten van het team liet repareren. Ik had het gevoel dat hij er alleen maar voor zichzelf zat en het team hem geen reet kon schelen. Opeens was Gascoyne weg. Dus ik vroeg aan Abiteboul (teambaas Caterham, red): waar is Mike? Hij zei: die zit op zijn zeilboot. En daar moet hij ook maar lekker blijven. Nou, dacht ik, die hebben ook gezellig afscheid van elkaar genomen. Maar voor de rest heb ik met echt niemand ooit last gehad.”

‘Ik was eigenlijk gewoon een idioot’

Finish en gezondheid

“Als dit mijn laatste seizoen in de Formule 1 wordt en ik de eindstreep haal, ben ik bijna 69. Het leven als F1-fotograaf is loodzwaar. Volgens mij beseft niemand hoe zwaar het is 23 of 24 Grands Prix in een jaar te doen. Ik merk het nu gewoon zelf, maar dat heeft ook te maken met ouder worden. Dat als je moe bent, je langer hersteltijd nodig hebt. Maar het vervelende is dat er alleen maar meer Grands Prix bijkomen. Dus er is minder in plaats van meer tijd te herstellen. Maar er wordt wel gewoon ieder weekend verwacht dat je een prestatie levert, of je nou monteur bent of fotograaf.

Eind vorig jaar was ik echt van het padje. Ik heb die laatste twee GP’s in Las Vegas en Abu Dhabi op een soort van automatische piloot gedraaid. Las Vegas was vreselijk. Je bent er maar vijf dagen, hebt negen uur tijdsverschil, dan ga je na afloop naar huis en een dag later naar Abu Dhabi. Weer zes uur vliegen en drie uur de andere kant op. Je hoopt natuurlijk gewoon dat je fatsoenlijk slaapt. Maar als je niet goed slaapt, moet je wel gewoon opstaan en je werk doen.

Je zag gewoon dat iedereen het in Abu Dhabi zwaar had. Ik vroeg aan een van de jongens van Red Bull die de banden tilt: hoeveel kilo til jij in een weekend weg? Hij zei: ik wil alleen maar doodgaan, laat me met rust. Soms verbaast het me nog dat ik het volhoud.  Maar ik nog niet klaar met de sport, haal nog steeds voldoening uit mijn werk. Toch kan dit mijn laatste jaar in de Formule 1 zijn.

Ik heb veel problemen met mijn knieën gehad. Ik ben een paar keer gevallen, vandaar. In Hongarije gleed ik van een heuveltje af, ik zat ik als het ware op mijn onderbeen. Normaal gesproken zou ik mijn been nooit in deze positie krijgen. Er was dus frictie en daarnaast verbrandde ook gewoon mijn boven- en opperhuid. Dat deed heel zeer, mijn knie ook. Alleen ging die pijn veel eerder weg dan de pijn van die brandwonden.

Dus ik ben nooit naar de dokter gegaan. Ik voelde niks. Het zal wel goed zijn, dacht ik. Pleister erop en door. Maar jaren later kreeg ik steeds meer pijn. Bij een kijkoperatie bleek dat de boel in puin lag. Meniscus kapot, voorste kruisband eraf en kraakbeen gescheurd. ‘Wist je dat je kruisband eraf lag?’, vroeg de orthopeed. ‘Dat ding is jaren geleden al afgebroken’.

En een jaar later: mijn linkerbeen. Precies hetzelfde verhaal. Bij de Grand Prix van Canada maakte ik een heel klein sprongetje van de pitmuur. En toen voelde ik ‘m.

Indianapolis kwam er achteraan. Ik had in de buurt van Mont-Tremblant met een Engelse collega een kano gehuurd. Mijn been was hartstikke dik geworden. Lag ik daar in die kano. Ik kon niks, bleef toch doorlopen. Ik weet niet hoe ik Indianapolis overleefd heb. Een Franse fotograaf begon in die tijd als hij mij zag altijd heel raar te lopen. Ik snapte er niks van.

Op een gegeven moment vroeg ik waarom hij altijd zo raar tegen mij deed? Hij zei: ik doe alleen jou maar na. Ik had helemaal niet door dat ik steeds meer O-benen kreeg, omdat ik alles naar de knoppen aan het helpen was. Soms kon ik niet slapen van de pijn, soms gewoon ook niet lopen. Ik was eigenlijk gewoon een idioot.

In 2014 was ik in Duitsland voor een race van Max in de Formule 3. Ik kan me herinneren dat ik daar behoorlijk met mezelf aan het vechten was. En dacht: het is over met Petertje. Ik strompelde van plek naar plek, had alleen maar pijn. Dus ik weer naar de orthopeed, ik had een nieuwe. Hij vertelde me wat het probleem was en zei: ik ga je benen doorzagen. Ik dacht: die is gek. Ik heb drie second opinions gehad, maar alle artsen zeiden hetzelfde. Hele dagen met al die camera’s om je nek heeft zijn tol geëist. Het gaat beter nu mijn benen zijn rechtgezet. Uiteindelijk overheerst toch de liefde voor het werk en de sport. Dat is, natuurlijk ook om geld te verdienen, het enige waar je het voor doet.”


De nieuwste editie van FORMULE 1 Magazine vind je NU in de winkel! Of bestel ‘m hieronder (met gratis verzending in Nederland!)