Op 1 augustus 1976 werd Niki Lauda dood gewaand. De Oostenrijker leek verzwolgen in een vurige vlammenzee op de Groene Hel van de Nürburgring Nordschleife. Maar Lauda overleefde die horrorcrash – en zijn grootste successen moesten zelfs nog komen. Uiteindelijk kreeg de dood pas 43 jaar later vat op de man die zoveel meer was dan een drievoudig wereldkampioen Formule 1.

Lauda, altijd rechtdoorzee en bikkelhard, zou er zelf vast een mooie oneliner voor paraat hebben gehad, had hij nog in de paddock rondgelopen. De in Wenen geboren ex-coureur was echter al sinds de zomer van 2018 niet meer bij een Grand Prix geweest. Het gevolg van een longtransplantatie die hij op 2 augustus 2018 onderging, op een dag na 42 jaar nadat hij bijna het leven liet op de Nordschleife.

Ondanks zijn drie wereldtitels, 25 zeges die hij als coureur behaalde én de successen waar hij Mercedes later als adviseur naar toe stuurde, zal Lauda altijd aan die crash verbonden blijven. Het is misschien wel het meest bekende beeld uit de tijd waarin hij zijn grootste successen boekte: de wilde, gevaarlijke jaren zeventig waarin de dood nog altijd meereed, coureurs nog echte helden waren.

Alsof die horrorcrash overleven nog niet heroïsch genoeg was, deed Lauda er nog een schepje bovenop door slechts twee races later zijn comeback te maken. Hij ruilde zijn ziekbed, waarin hij herstelde van vreselijke brandwonden en ernstige schade aan zijn longen, al na anderhalve maand weer in voor de cockpit van zijn Ferrari. Lauda was voor altijd getekend door de vurige crash, maar liet zich er niet door definiëren.

Lastig begin in F1
Lauda was sowieso iemand die afweek van de norm. Als telg uit een welgesteld Weens nest leek hij voorbestemd voor een bestaan als zakenman, maar de jonge Niki had andere ideeën. Hij begon te racen met sportwagens en kleine formulewagens, om vervolgens met een flinke lening op zak de sprong in het diepe te wagen in de Formule 2. Dat ging aardig, en Lauda was behoorlijk snel, maar het March team waarvoor hij reed had het moeilijk.

Echt opvallen was dus moeilijk, maar Lauda vond toch zijn weg naar de Formule 1, om te beginnen met March en BRM. Echt imponeren met klinkende resultaten kon Lauda niet, maar hij maakte indruk op teamgenoot Clay Regazzoni, die in Lauda niet alleen een snelle coureur, maar ook een razend pientere en technisch ijzersterk onderlegde coureur zag.

Succes met Ferrari
Dat was het ook met Lauda: hij onderscheidde zich net zozeer door zijn intellect. En zijn directe aanpak. Op voorspraak van Regazzoni durfde Ferrari het met Lauda aan, waarop hij de bolide van de Scuderia na zijn eerste test doodleuk als een bolderwagen omschreef. Ferrari, dat net een reorganisatie onderging onder Luca di Montezemolo en Enzo Ferrari, ging hard aan het werk, en dat zou zich uitbetalen.

Hoewel Lauda in 1974 zijn eerste twee Grands Prix won (Spanje en Nederland) was hij pas in ’75 titelkandidaat. Lauda greep die kans gelijk met beide handen. Met vijf zeges versloeg hij de voor McLaren rijdende titelverdediger Emerson Fittipaldi ruimschoots. Nu zelf met het nummer 1 op zijn auto begon hij sterk aan 1976, het seizoen dat nog altijd als een van de meest epische en filmische (het is ook verfilmd in Rush) bekendstaat.

Lauda vs Hunt
Lauda won vijf van de eerste negen races en leek rechtstreeks op titel nummer twee af te stevenen. De enige die zichzelf ook maar als outsiders voor het WK mochten beschouwen, waren de Zuid-Afrikaan Jody Scheckter en de Engelse playboy en ogenschijnlijke Lauda-tegenpool James Hunt. Na Lauda’s ongeluk, greep Hunt zijn kans en liep flink in. Het was mede daarom dat Lauda al in Italië weer in zijn Ferrari stapte.

Op Monza finishte Lauda als vierde, in Canada scoorde hij niet, maar in Amerika werd hij derde. Zo kwam het op de finale in Suzuka aan, op het verregende Fuji. Daar toonde Lauda een heel andere vorm van lef: hij stapte uit. “Te gevaarlijk”, oordeelde hij. Hij was er niet om zichzelf dood te rijden, daar was hij amper twee en een halve maand eerder maar ternauwernood aan ontsnapt. Het leverde Hunt, die een geweldige regenrace reed, de titel op.
(tekst loopt door onder de foto)

`

Na Ferrari
Het jaar erop was Lauda echter niet te stoppen. Zijn zucht naar perfectie leverde hem behalve de bijnaam ‘de Rat’, een tweede bijnaam op: ‘de Computer’. De ook als zo koud en berekenend bekendstaande Lauda vertrok daarna mede omdat zijn relatie met Ferrari verstoord was geraakt naar Brabham. In ’78 volgden nog zeges, in ’79 liep het niet, en Lauda stopte.

“Ik heb genoeg van het rondjes rijden”, zocht Lauda het letterlijk hoger op: hij had inmiddels al een luchtvaartmaatschappij opgericht, Lauda Air. Hij runde die enkele jaren, maar werd in 1982 (naar verluidt mede omdat hij het geld nodig had) door McLaren teruggelokt met een miljoenensalaris. In 1984 werd hij weer kampioen, met slechts een half punt meer dan teamgenoot Alain Prost.

Na de Formule 1
1985 zou daarna zijn laatste jaar zijn, gekenmerkt door pech en tegenslag. Aan het eind ervan ging Lauda weer met pensioen, nu definitief. Hij richtte zich op zijn luchtvaartondernemingen, en behaalde naar eigen zeggen één van zijn grootste overwinningen toen hij na een slepende zaak wist aan te tonen dat Lauda Air geen blaam trof na een vreselijke crash in Thailand in 1991 waarbij alle inzittenden om het leven kwamen.

Bij de Formule 1 bleef hij betrokken als adviseur van Ferrari en Jaguar, al leverde dat niet het gewenste succes op. Stukken beter ging het, met gevoel voor understatement, toen hij vanaf 2012 samen met landgenoot Toto Wolff bij het Mercedes-fabrieksteam instapte en dat hielp vormgeven en naar de top bracht. Op dezelfde wijze als hij dat altijd deed: direct, uitgesproken, met ratio en als een echte leider, maar op zijn eigen manier.