Olivier Panis won in 1996 zijn eerste en enige Grand Prix, en dat nog wel in Monaco. Aan de aloude status van ‘Mister Monaco’ Graham Hill, vijf keer winnaar in het prinsdom, kan hij niet tippen. Maar sinds zijn triomf mag Panis zich op z’n minst eind mei van elk jaar weer even ‘Monsieur Monaco’ noemen.

Door Nando Boers

De Formule 1 ligt door de wereldwijde coronacrisis volledig stil. Het is wachten op nieuws van de FIA en de FOM, wanneer wordt er weer gereden? Tot die tijd doet FORMULE 1 een greep in het rijke archief. 

Olivier Panis is wars van sterallures. Hij is ontspannen, neemt tijdens ons interview aan het eind van de middag alle de tijd. Panis kijkt je aan als hij een vraag beantwoordt. Hij denkt na voordat hij reageert en is niet te beroerd om terug te komen op een eerder besproken onderwerp. De in Lyon geboren Panis staat in de Formule 1 bekend als één van de normaalste coureurs van de paddock. En dat is een bijzonderheid, want alles in het Formule 1-dorp is apart. Of erger: wil dat zijn.

Net zo makkelijk als het is om Panis aanwezigheid in de Formule 1 voor lief te nemen en het de gewoonste zaak van de wereld te vinden dat hij sympathiek is; zo gemakkelijk is het om Panis’ loopbaan als ietwat flets af te schilderen. Maar wie dat doet, gaat voorbij aan de podiumplaatsen die hij voor Ligier pakte, zijn imponerende seizoensstart met Prost in 1997 tot hij zijn benen brak, en hoe knap hij daarna terugkwam.

En aan die ene dag in Monaco, in 1996. Panis zelf is die dag uiteraard niet vergeten. Maar: “Die race? Het is al lang geleden”, zegt hij wel zonder een spoor van melancholie. “Ik heb er wel veel zelfvertrouwen van over gehouden”, is het eerste waar hij aan denkt.
(tekst loopt door onder de foto)

‘Je bent niet goed bij je hoofd’

Toen Panis op 19 mei 1996 om tien uur ’s morgens wakker werd, ‘voelde’ hij dat hij een goed resultaat zou gaan behalen die middag, de middag waarop hij voor de 39e keer aan de start zou staan van een Grand Prix. Waarom? Gewoon, een gevoel. Top-zes. Dat dacht hij. Starten vanaf plaats veertien – twee plekken achter Jos Verstappens Arrows – en dan de top-zes. ‘Je bent niet goed bij je hoofd’, zei zijn vrouw Anne toen hij haar van zijn voorgevoel vertelde tijdens het ontbijt.

Maar Ligier en Panis waren die middag bij de wekker. De auto stelden ze af op wisselende omstandigheden. Hij kreeg veel benzine mee aan boord en toen de baan was opgedroogd, monteerden de monteurs in de 28e ronde slicks bij hem. Hij lag negende, nadat hij in de beginfase Martin Brundle, Mika Hakkinen en Johnny Herbert had ingehaald (een knappe prestatie in de smalle straten van Monte Carlo) en met het beetje benzine dat de monteurs in de tank hadden gespoten halverwege de race moest hij het tot de finishvlag kunnen uitzingen.

Onderweg naar de winst duwde hij in de 36e ronde Eddie Irvine in zijn Ferrari nog opzij en hij overleefde ook nog een spin. Panis kreeg de leiding in handen nadat Damon Hill was uitgevallen en Jean Alesi de pit in verdween. Niet veel later reed hij, met de Tricolore in zijn handen, als winnaar van de 43e Grand Prix van Monaco door de straten.

‘Eigenlijk achterlijk’

“Mentaal is de Grand Prix van Monaco de zwaarste van allemaal”, legt Panis de bijzondere plek van de race uit. “Je moet constant honderd procent geconcentreerd blijven. Lukt dat niet, dan raak je de vangrail. Er is geen enkel moment om eventjes te ontspannen. Op andere circuits heb je nog vaak lange rechte stukken. Daar kun je even afkoelen. Ook door de boordradio praat je in Monaco heel kort. Woordjes. Pitstop. Tyres. Geen zinnen, geen tijd voor.”

Het geheim van Monaco is volgens Panis het volgende: stel de auto af op de coureur en niet zozeer op het eisen van het circuit. Het gevoel dat de rijder in de auto heeft, is tot op zekere hoogte belangrijker dan de technische mogelijkheden van de bolide. “Het is belangrijk dat de wagen zo is afgesteld dat je nog in staat bent om een minimaal slippertje op te vangen. Als je weet dat je zo’n auto hebt, geeft dat zelfvertrouwen. En zelfvertrouwen in Monaco is het belangrijkste. Als je dat hebt, kun je gaatjes dichtrijden. Dan kun je drie tiende van een seconde winst pakken per ronde. Je moet in Monaco op zoek naar dat vertrouwen. Zodat je nog harder kunt pushen.”

Monaco is ‘compleet anders’ dan de andere Grand Prix’. “De atmosfeer is hot. De ambiance prachtig. Je rijdt dicht bij het publiek, dat is erg spannend. Racen in Monaco is zo opwindend, dat je vergeet hoe achterlijk het eigenlijk is door die smalle straatjes te razen. Maar het is zo funny dat wel te doen. Niets is er veilig, maar alles is er spectaculair.”

Dit artikel is eerder gepubliceerd in FORMULE 1 nr. 06, 2001.