Monaco heeft een oppervlakte van slechts 2 vierkante kilometer en dus snap je dat het eigenlijk gekkenwerk is om hier een Formule 1-race te organiseren. En toch lukt het keer op keer. Natuurlijk is het passen en meten geblazen, staan niet alle trucks in de paddock, moeten de monteurs hele stukken afleggen met bandenkarretjes en bivakkeren de lagere raceklassen zelfs in de parkeergarage verderop.

Aan de andere kant heeft het ook weer zijn charme. De haven is gevuld met de meest opzichtige jachten en alles en iedereen loopt hier kriskras door elkaar heen: coureurs, teambazen en celebreties. En het mooiste voor de fans is dat je zo dicht op de baan zit bij een stratencircuit als deze. Je kunt hierin echter nog een stapje verder gaan. Middels een hesje voor fotografen krijg je toegang tot misschien wel het mooiste gedeelte van de baan: het pad langs de vangrails. Op een standaard circuit heb je dan nog stroken gras of grindbakken tussen de vangrails en het asfalt, maar dat is in Monaco natuurlijk niet het geval.

Zogezegd, zo gedaan en voor ik het wist liep ik daar rond terwijl de F1-bolides op nog geen meter afstand langs mij heen raasden. Dan pas merk je hoe snel zo’n wagen echt is. En hoe idioot hard de coureurs door die vaak blinde bochten scheuren. Bij Tabac kijk je ze letterlijk in de ogen wanneer je daar aan de binnenkant van de bocht staat. Je kunt het je aan de ene kant haast niet voorstellen dat een auto in staat is om zo snel door een bocht te gaan. Aan de andere kant kun je je niet voorstellen dat de coureurs de vangrails niet raken wanneer ze er rakelings langsrijden.

Monsters in de tunnel

Hoe zou het zijn om in de tunnel te staan? Vol goede moed liep ik langs de haven richting het snelste gedeelte van het circuit. Vlak voor de tunnel werd ik al gewaarschuwd door een fotograaf. Of ik wel oordoppen bij me had. Ach, ze rijden toch niet meer met die jankende motoren van vroeger? Maar hij zei er ook direct achteraan dat ik er vooral van moest genieten. Eenmaal in de tunnel bleek dat hij toch gelijk had. De alarmbellen van m’n trommelvliezen gingen af. Niet normaal hoe erg dat geluid van de motoren daar wordt versterkt. Ik besloot nog even verder te lopen naar het punt waar ze op hoge snelheid bijna de vangrails kussen. Daar zit een opening in het hek waar de fotografen hun lens doorheen kunnen proppen. Precies daar besloot ik te gaan staan.

Ik hou van spanning en avontuur, stap in de wildste achtbanen, maar dit sloeg alles. Het valt haast niet te beschrijven hoe angstaanjagend het is als die monsters in het donker met bijna 300 km/u op de teller op je afkomen. Alsof er een straaljager vlak over je kop scheurt. De vonken, stukjes rubber en steentjes vliegen in het rond. Je instinct roept maar één ding: wegduiken! Uiteraard blijf je staan want het is ook fantastisch om mee te maken. Ook de luchtdruk die ze met deze snelheid verplaatsen is op dat punt indrukwekkend. Deze beleving krijg je simpelweg niet mee als je op tv naar een race kijkt of op de tribune zit. Ik sprak onze huisfotograaf Peter van Egmond hier nog over. Hij staat al sinds jaar en dag langs de F1-circuits, maar de tunnel is wat hem betreft het meest spectaculair. “Het is alsof je in de loop van een dubbelloops jachtgeweer kijkt,” zo omschreef hij het. Mijn respect voor de coureurs is door dit tunnelmoment alleen maar gestegen. Het zijn gekken en helden tegelijkertijd.