FORMULE 1 reed tijdens het Grand Prix-weekend op Hockenheim een hot lap mee met McLarens Rudy van Buren. Het was een unieke ervaring.

“Niet te zwaar lunchen, hè”, zegt McLarens Nederlandse test & development driver Rudy van Buren zaterdagochtend als we een één-op-één interview afsluiten, vooruitblikkend op hoe ik in de namiddag een rondje met hem mee mag rijden in de McLaren 570S bij de hot laps die Pirelli in Hockenheim organiseert. Een welgemeende tip van Rudy, maar ook een beetje een plaagstootje: vrijdag spraken we hem met wat Nederlandse pers en grapte ik dat ik hoopte dat hij goed zou slapen en scherp zou zijn.

Rudy van Buren. Foto: McLaren.

Na pakweg honderd meter naast Rudy in de 570S twijfel ik daar niet meer aan. En als we met een noodgang het rembordje passeren waarop staat dat het nog maar vijftig meter tot de eerste bocht is, weet ik het zeker: Rudy is scherp. Messcherp, net als de bolide die hij bestuurt. Het is de eerste keer dat hij hot laps doet, zijn eerste keer met de 570S, maar hij rijdt met een routine die je alleen bij geoefende coureurs ziet. Geoefend is Van Buren ook zeker, vooral in de sim. Hij is immers door een simrace-competitie (World’s Fastest Gamer) te winnen bij McLaren gekomen, en brengt nu vele uren door in de McLaren-simulator – al is die uitsluitend op Formule 1 afgesteld. De kennismaking met de 570S bevalt Rudy echter. “Een waanzinnige auto. Even wennen, gevoel krijgen”, vertelt hij terwijl we alweer halverwege het lange rechte stuk zijn: “Daarna is het gewoon vertrouwen dat je weet wat je doet.”

Thumbs up voor de hot lap.

In dit geval is dat: later remmen dan ik mogelijk acht voor de hairpin. Van het remmen met serieuze raceauto’s wordt altijd gezegd dat dat het meest indrukwekkend is. Ik heb me dat ingeprent, toch blijft het verrassen – en kom je door de kracht verder los van de stoel dan je denkt. Als het remmen bruut is, is de acceleratie ronduit gewelddadig. Zelfs als bijrijder voel je de adrenaline, krijg je een soort tunnelvisie door hoe snel alles voorbijschiet. De baan die nog zo breed leek toen collega Eelco den Boer en ik er donderdagavond gingen hardlopen, is ineens smal. Zeker het stadiongedeelte, vlak voor Rudy de McLaren weer parkeert. Rudy mag mogelijk later in het jaar nog meer hot laps doen omdat McLaren vindt dat hij zo goed bezig is. “Mooi toch?”, zegt hij met pretoogjes. Het is duidelijk dat hij niet ‘zomaar’ een gamer is die instapt. En dat de McLaren geen gewone auto is, daar word ik ten laatste male aan herinnerd als ik m’n kop stoot bij het uitstappen. Dat ding is toch flink lager dan de Ford Fiesta waarmee we naar Hockenheim zijn gekomen. Gelukkig had ik m’n helm nog op.