Zeg, vroeg ik mijn collega twee weken geleden in Monza, ben jij wel eens in Singapore geweest? Dat was hij, een paar jaar geleden. Bij de ophanging van Johannes van Dam. Ik pijnigde mijn geheugen, maar kon me niet herinneren dat deze vooraanstaande culinair recensent aan de strop zijn einde had gevonden. Kookte hij dan zo slecht?Het bleek te gaan om een Nederlander die vier kilo heroine in zijn koffer had en daarmee in zijn Singaporese hotelkamer van zijn bed werd gelicht. Mijn collega was er destijds als verslaggever voor een krant, omdat de zaak nogal veel beroering teweegbracht in Nederland. Ik kon me er niets van herinneren. Maar Van Dam is inderdaad geëxecuteerd en bestelde erwtensoep als galgenmaal. Nu wist ik zeker dat het niet de Johannes van Dam was die ik voor ogen had.

Geen gekke dingen doen dus, waarschuwde mijn collega. Ik besloot het blikje met zeven zelfgedraaide joints en de heupfles zelfgestookte kruisbessenjenever die ik had klaargelegd maar thuis te laten. Er komen tenslotte nog vier Grand Prix’ en een standrechtelijke executie is ook zo’n vervelende onderbreking van de titelstrijd. Toch was ik lichtelijk nerveus toen ik uit het vliegtuig stapte.

De Singaporese overheid treedt niet bepaald zachtzinnig op tegen lieden die er hun eigen normen op nahouden en hoewel ik niets verkeerd had gedaan zag ik een grondige fouillering op de vroege ochtend niet zitten. Een rectale inspectie zou, gezien het slechte vliegtuigeten, voor zowel mij als de dienstdoende ambtenaar op een onplezierige ervaring zijn uitgedraaid.

Er waren geen rijen bij de paspoortcontrole. Een streng ogende, oudere heer wenkte mij voor de administratieve plichtplegingen. Zonder mijn paspoort een blik waardig te keuren vroeg hij of ik voor de Formule 1 kwam. Bibberend knikte ik. ,,Wie gaat er winnen?”, vroeg hij op barse toon, me indringend aankijkend. Ik was voorzag een strikvraag en stotterde iets over Ferrari. ,,Wrong answer!” Snel ging ik na wat het kon zijn geweest dat zijn argwaan wekte. Mijn kaalgeschoren kop misschien, of mijn sjofele sporttas die ik al vijf Formule 1-seizoenen over de wereld sleep? Met zijn priemende ogen keek hij er dwars doorheen, vastbesloten mij te betrappen op een voorraad LSD-pillen, een zelfgebakken spacecake of een illegaal ingevoerde leguaan.

,,Lewis Hamilton, die gaat winnen”, blafte de man me toe. Toen begon hij te grinniken, en sardonisch gehik dat me deed denken aan het sadisme van kampcommandanten in een oorlogsfilm. Ik was de klos, zoveel was me wel duidelijk. In gedachten stelde ik mijn galgenmaal vast samen. Doe maar een Chinese rijsttafel voor zes, dacht ik, dan stel je het tenminste nog even uit.

,,In Singapore”, ging hij onverdroten verder, ,,regent het elke dag. En Hamilton, die kan goed rijden in de regen. Hij gaat dus winnen.” Mijn paspoort schoof hij ongeopend terug over de balie. ,,Niet de hele dag gaan slapen, anders wen je nooit aan het tijdsverschil. Een fijn weekend nog.”

Verbijsterd liep ik door. Alle zenuwen waren voor niets geweest. Het laatste poortje – niets aan te geven – liep ik fluitend tegemoet. Geen drugs, drank of glibberige reptielen in de bagage van deze jongen, Singapore, here I come!

Een mevrouw hield mij staande. Of ze even in mijn tas mocht kijken? Natuurlijk, deze gezagsgetrouwe burger had immers niets te verbergen. Maar haar gezicht betrok direct. ,,Dit mag u niet meenemen”, zei ze, haar ogen niet van de inhoud van mij tas afwendend. ,,Dat is ten strengste verboden en dat zou u moeten weten.” Met een afkeurend gezicht viste ze een sinaasappel uit mijn tas en gooide hem met een boog in de vuilcontainer. ,,Een fijne dag nog.”