Met veel bombarie zijn donderdag de regels voor 2021 gepresenteerd. Op technisch vlak is sprake van een regelrevolutie, met de introductie van flink gefacelifte auto’s. FORMULE 1’s techniekexpert Rob van den Heijkant velt alvast een kort, voorzichtig oordeel. “Het is jammer dat er minder technische vrijheid is, maar Formule 1-teams zullen altijd dingen vinden die verschil maken.”

We zien bij de 2021-regels wat we al hadden verwacht: dat er minder technische vrijheid komt voor de teams, met name qua aerodynamica. Als aerodynamicus vind ik dat natuurlijk jammer. De Formule 1 is – straks misschien wás – de enige autosportklasse waarin je tot op de limiet kon doen en laten wat je wilde. Dat wordt flink minder, omdat de boxes – de in de regels afgebakende dimensies waarbinnen je technische speelruimte hebt – flink kleiner worden.

Wat me ook is opgevallen, maar evenmin een verrassing is, is dat we veel meer standaardonderdelen krijgen. Onderdelen die voor elk team hetzelfde zijn, ongeacht of die door één leveranciers geproduceerd gaan worden of er één standaardontwerp komt dat de teams moeten gebruiken. Dat gebeurt zelfs bij dingen die motorgerelateerd zijn, zoals bijvoorbeeld voor de brandstofpomp. Nu zit daar onderling nog veel verschil in.

Lees ook: FIA onthult plannen voor 2021, dit is de nieuwe F1-auto

Momenteel zit er ook veel verschil tussen versnellingsbakken en is dat iets waar je eigenlijk elk jaar wel wat aan ontwikkelt. Straks ligt dat ontwerp voor vijf jaar vast. Lastig, want het gaat niet alleen om de functie van de bak zelf: de geometrie van de bak heeft ook veel invloed op de aero, de balans van de auto, de ophangingspunten voor de ophanging, de diffuser. Dat hangt er allemaal mee samen en daar zit je straks dus voor jaren aan vast.

Daarmee kom je ook bij een potentieel struikelblok voor kleinere teams, denk aan een Toro Rosso of Haas. Zij krijgen en kopen veel onderdelen van andere teams, vaak dingen die nu een jaar oud zijn. Hoe gaat dat straks uitpakken als je niet weet hoe dat soort onderdelen op gestandaardiseerde componenten aansluiten? Teams die met ‘een bouwpakket’ rijden, zitten straks misschien met onderdelen die niet passen.

Ondanks alle restricties die er komen, zullen teams toch altijd dingen vinden die het verschil maken op technisch vlak. Of dat nou aero of mechanisch of motorisch is. Met de vloer, voor- en achtervleugel en andere grote dingen, vind je in de details en met slimmigheidjes altijd iets. Je ziet op de 2021-schetsen bijvoorbeeld vinnen aan de zijkant zitten, tsja, die ga je misschien wel als soort bargeboards gebruiken. Zo is er altijd iets.

Het is ook vooral dat deel van de auto, van de neuspunt tot de sidepods, dat onder handen is genomen. Nu is dat het gebied waar de grootste winst zit. Dat een auto straks minder delen telt waar je aan kan werken, kan banen gaan kosten. Ook omdat er verdere restricties op windtunnelwerk en computersimulaties komen, dus minder werk is. Die vrees heb ik althans al uit de sport gehoord.

Lees ook: Ferrari noemt 2021-regels ‘goed beginpunt’ om op voor te borduren

Los van het technische aspect, zit daar misschien het grootste verschil in: door de budget cap van omgerekend zo’n 157 miljoen euro, wordt het kleinschaliger. Veel teams komen nu al niet aan dat bedrag, maar topteams wel. Die gaan dat voelen.

Uiteraard dienen alle nieuwe regels om het veld dichter bij elkaar te brengen en voor meer actie te zorgen. Stel je hebt straks maar een halve seconde verschil tussen de auto’s op basis van aero, dan komt het verschil tussen goede en slechte coureurs wel weer meer naar boven. En dát willen we uiteindelijk natuurlijk zien.