In de rubriek ‘Terugblik’ werpt Formule 1-redacteur Rob Wiedenhoff een blik op het verleden aan de hand van momentopnamen. Van bijzonder tot bizar, het zijn Robs meest memorabele herinneringen aan een sport die hij al vijfenvijftig jaar als verslaggever en liefhebber volgt.

De onlangs op 73-jarige leeftijd in zijn geboorteland overleden Nieuw-Zeelandse Formule 1-coureur Chris Amon blijft altijd in herinnering als de snelste coureur zonder Grand Prix-zege. Een beetje op de manier van Sir Stirling Moss die nooit wereldkampioen werd.

Boerenzoon Chris was voorbestemd voor een technische rol. Hij haalde zijn vliegbrevet op z’n zestiende, racete op zijn zeventiende met een Maserati 250 F en reed zijn eerste Formule 1-race op negentienjarige leeftijd: een Lola-Climax voor het team van de Brit Reg Parnell. De teambaas was onder de indruk van Chris nadat hij hem zag rijden in de Maserati. Volgens hem sprong Amon met de 250 F om zoals alleen de grote Juan Manuel Fangio dat deed.

Amon bezat een natuurlijk gevoel voor snelheid, was serieus in zijn races maar leidde in Londen een vrolijk bestaan als vrijgezel in een entourage waartoe feestvierders en versierders als Mike Hailwood behoorden. Hij kreeg uiteraard contact met McLaren, al leverde dat nooit een plaats op in het Formule 1-team. Chris was een veelgeprezen testcoureur met de sportwagens van Bruce waarbij het vooral aankwam op het ontwikkelen van Firestone-banden.

Die periode kent een mooie anekdote over een testdag op het circuit van Goodwood. Uit balorigheid vervingen de technici de banden voor precies dezelfde waarmee Amon had gereden zonder hem dat uiteraard te vertellen. Twijfel sloeg hen om het hart toen Chris zijn volgende sessie begon. Het zou gênant zijn als hij dat niet merkte want dan bleek hij niet zo’n goede testrijder als iedereen meende. Na terugkeer aan de pits bleef Chris een tijdje voor zich uitkijken. En sprak de verlossende woorden: “Heel vreemd. Het lijkt alsof ik op precies dezelfde banden heb gereden als met de vorige set. Hebben jullie niet per ongeluk dezelfde er op gezet?”

Voor het grote publiek was Amon de coureur die samen met Bruce McLaren in een Ford de 24-uursrace van Le Mans 1966 won. Hij werd bijzonder gewaardeerd door zijn collega’s. Jochen Rindt, postuum wereldkampioen 1970, beschouwde alleen Jackie Stewart en Chris Amon als rivalen.

Na enkele onopvallende jaren in dienst van Parnell, kwam Amon van 1967 tot en met 1969 bij de Scuderia Ferrari. Zijn tweede seizoen was legendarisch en zou hem de wereldtitel hebben opgeleverd als hij niet zo’n snelle pechvogel was. In 1968 vertrok hij in acht van de elf races vanaf de eerste rij, met polepositions in Spanje, België en Nederland. Te vaak stond mechanische pech succes in de weg. Het draaide uit op een gemankeerd kampioenschap.

Ook na zijn vertrek bij Ferrari bleef hem roem onthouden. Het tekende de carrière van Amon dat hij in 1971 met Matra de Grote Prijs van Argentinië won; een race die niet meetelde voor het kampioenschap. Datzelfde jaar leek hij grote kansen te hebben in het befaamde slipstreamgevecht op Monza. In de slotfase verloor hij het vizier van zijn helm en moest het draconische tempo afbreken.

In 1972 leek zijn grote dag aangebroken in de Franse Grand Prix op Clermont-Ferrand en dat ook nog in een Matra. Hij liet alle grootheden achter zich totdat een lekke band hem beroofde van de zekere zege. Na een wissel katapulteerde hij zich alsnog naar de derde plaats. Chris wist het zeker. “Als het nu niet lukt, win ik nooit.” Hij stopte in 1976 maar zijn heilige vuur doofde in het vulkaanlandschap van de Auvergne.

Door: Rob Wiedenhoff
Deze terugblik is eerder gepubliceerd in 
Formule 1 nr. 13, 2016.