In de rubriek ‘Terugblik’ werpt Formule 1-redacteur Rob Wiedenhoff een blik op het verleden aan de hand van momentopnamen. Van bijzonder tot bizar, het zijn Robs meest memorabele herinneringen aan een sport die hij al vijfenvijftig jaar als verslaggever en liefhebber volgt.

Van nattevingerwerk tot testprogramma’s van wetenschappelijk niveau. De perfecte voorbereiding van teams op het komende Formule 1-seizoen staat lichtjaren af van de manier waarop in het verleden wedstrijden werden voorbereid. In veel gevallen werd dat beperkt tot de eerste trainingsdag van een Grand Prix-weekend. Nieuwe auto, nieuw circuit, nieuwe coureur. Het kwam voor.

Tegenwoordig wordt Max Verstappen via realistische simulatorprogramma’s terdege voorbereid op wat hem te wachten staat op circuits overal ter wereld.

Vroeger zag ik nog weleens een tweede coureur van een team die op een voor hem onbekend circuit moest gaan rijden, een paar ronden pal achter zijn kopman rondjes draaien om op die manier het circuit op de beste manier te leren kennen. Ondenkbaar in deze tijd. Het hoorde bij de charme van toen. Coureurs van vroeger aten anders, dronken anders, leefden gewoon anders dan de atleten van heden.

Verrassingen waren meestal aardige anekdotes. Nog zie ik het verbaasde gezicht van Mario Andretti na een voor hem goed afgelopen incident tijdens de training voor de Grand Prix van Nederland. Andretti kende de piste in de Zandvoortse duinen als zijn broekzak. Die keer had het team echter verzuimd hem te melden dat er na het Scheivlak een nieuwe bocht was gekomen. De Scheckter-chicane. Mario dus vol gas na het Scheivlak, net op tijd om in te zien dat hij toch maar beter even het middelste pedaal zo hard mogelijk kon intrappen.

Ook al is de moderne racetechniek vergelijkbaar met de wereld van de ruimtevaart, een vast programmapunt ontbreekt niet. Een methode die voorheen ook behoorde tot de bon ton. Vooraf een rondje lopen over het circuit door een coureur in gezelschap van zijn engineer, is nog altijd een probaat middel om niveauverschillen in de baan, de staat van de kerbstones, de conditie van het asfalt en dergelijke door te nemen. Niets aan het toeval overlaten. Dat zoiets niet gebruikelijk was op de bijna 23 kilometer lange Nordschleife van de Nürburgring, behoort vanzelfsprekend tot de uitzonderingen.

Er werd ook af en toe tijdens het seizoen getest, een methode die meer en meer in onbruik raakte. Combinaties van teampresentatie en testwerk waren af en toe goed voor komische situaties. Zoals die keer dat BRM ging vertellen dat ze het met sponsoring van Marlboro buitengewoon zouden doen. Na de persbijeenkomst in Genève vloog het gezelschap van pakweg tweehonderd man met twee charters naar Marseille om vervolgens naar Paul Ricard te gaan. Met moeite kwam daar een twaalfcilinder BRM tot leven. Wie er in zat weet ik niet meer, wel dat die auto nooit terugkwam. Althans niet op eigen kracht.

Hetzelfde gebeurde ooit met een Ligier-Matra. Ook twaalfcilinders en oerend hard op pad. Halfweg de ronde vroeg het gezelschap zich na de overdadige lunch af of er nog een toetje was te bemachtigen. De auto was uit het zicht en reeds vergeten. Deed het trouwens niet meer.

Leuk was ook de test van Prost-Peugeot op het circuit bij Barcelona. De Nederlandse vakpers, op kosten van de fabrikant, liet de Franse garage voor wat het was en hokte even verderop waar een mysterieuze witte wagen door Jos Verstappen naar de top van de rondetijden werd gejaagd. Een Honda. Helaas werd dat project geschrapt. Voor niets testen. Kwam ook voor.

Door: Rob Wiedenhoff
Dit artikel is eerder gepubliceerd in
Formule 1 nr. 2, 2015.