Het team van Williams is gered. Of althans: de historische Williams-naam blijft na de overname door Dorilton Capital behouden voor de Formule 1. Dat is één van de afspraken rond de verkoop voor 152 miljoen euro. Al is Williams er daarmee nog lang niet.

Williams’ problemen gaan namelijk (veel) verder dan het financiële plaatje, of het behouden van de naam, en zijn van existentiële aard. Maar om het eerst maar even over geld te hebben: van die 152 miljoen euro – volgens Bloomberg – kan gelijk veertig miljoen worden afgetrokken. Dat is al opgegaan om uitstaande leningen en andere kosten af te betalen.

Resteert: 112 miljoen. Al moet de tijd uitwijzen hoeveel naar het team en hoeveel naar aandeelhouders gaat. 112 miljoen is alsnog niet de hoofdprijs, het is amper een derde van wat teams als Mercedes, Ferrari en Red Bull per jaar uitgeven. Het laat zien hoever Williams – de laatste titel stamt uit 1997, de laatste zege uit 2012 – is gevallen. En tegen wat voor achterstand het op de echte top aankijkt.

Williams vocht in 2014 nog geregeld vooraan mee.

Wie denkt dat Williams’ terugval een recent verschijnsel is, komt bedrogen uit. Ja, er was een revival in 2014, maar die was ingegeven door de toen dominante Mercedes-motor en zwakte vanaf 2015 snel af. De Duitse krachtpatser achterin verbloemde dat Williams ook toen geen écht goede auto’s bouwde. Dat er op managementniveau veel mis ging. En dat is eigenlijk al decennia zo.

Spiegels en bezems

Als ik bij Dorilton Capital degene was die het spaarpotje met ‘Williams’ erop beheerde, zou ik wel weten waar ik mijn eerste geld aan zou uitgeven. Een flinke hoeveelheid spiegels die de Williams-top zichzelf eens goed kunnen voorhouden, en een vrachtwagenlading bezems om er lekker doorheen te halen op de fabriek in het Engelse Grove.

Williams staat zich er immers op voor een traditieteam te zijn en is er ook nu – terecht – trots op dat de teamnaam en het erfgoed behouden blijven, maar of ik ook zo zou pochen dat de ‘cultuur en identiteit’ behouden blijven, weet ik niet. Zeker niet na de afgelopen twee seizoenen als laatste te zijn geëindigd en ook nu weer onderaan te staan.

Begrijp me niet verkeerd, Williams ís een mooi team, maar misschien is dat gedweep met die traditie ook wel de crux: traditie kan ook in de weg staan van vooruitgang – en adapt or die is de oudste Formule 1-wet. Als Williams sinds pakweg 1997 (of vooruit, de BMW-jaren) één ding heeft gedaan, is het wel in het verleden blijven hangen. En stilstand is achteruitgang in de Formule 1.

Het trotse Williams legt het af tegen ‘B-teams’ als Haas en Alfa Romeo.

Don Quichot

Waar (beoogde) rivalen als Haas, Racing Point, Alpha Tauri en Alfa Romeo de laatste jaren steeds nauwere relaties met hun broodheren hebben gesmeed, staat Williams zich er nog altijd op voor een volledig onafhankelijke constructeur te zijn en alles alleen te doen. En dat ook nog op hun eigen manier.

Een nobel streven, maar het maakt het team ook een beetje als Don Quichot die tegen windmolens vecht: de aan lager wal geraakte, gek geworden edelman die denkt dat hij een ridder is die met reuzen strijdt. In werkelijkheid vecht Don Quichot (zo luidt althans één lezing) tevergeefs tegen technologische vooruitgang.

Williams hoeft heus niet het hazenpad te kiezen en ineens alles in te kopen, maar de overname door Dorilton Capital lijkt hét moment om te kijken of Williams haar filosofie niet eens moet aanpassen. Al begint het maar klein, bijvoorbeeld door versnellingsbakken in te kopen. Uiteindelijk hou je zo ook meer resources over voor ander ontwikkelingswerk om je mee te onderscheiden.

Draaideurbeleid

Op de fabriek in Grove zelf is – los van de ‘we doen het zelf wel’-mentaliteit – de laatste jaren bovendien niet echt sprake van een overkoepelende technische visie. Williams kent qua technische kopstukken een draaideurbeleid: dan ben je niet aan het regeren, maar reageren. En ook dat kan het huidige management worden aangerekend.

Hoe lang heeft Claire Williams nog als adjunct-teambaas?

Nadenken over wie nou echt de baas moet zijn, is ook een noodzakelijke stap. Ik heb alle sympathie voor Claire Williams, maar de vraag of ze los van haar achternaam en zegening van vader Frank de aangewezen persoon is het team te leiden, staat nog altijd open. Positief is dan ook dat Williams begin 2020 zelf al voor versterking zorgde door Simon Roberts als managing director binnen te halen.

Roberts, voorheen chief operations officer bij McLaren, werd in 2009 interessant genoeg door dat team bij Force India gedetacheerd om de toen verregaande technische samenwerking met McLaren te stroomlijnen. Dat werd een van de pijlers voor Force India’s sportieve inhaalslag. De komende jaren zijn daar in ieder geval rijp voor, met de komst van de budget cap in 2021 en nieuwe auto’s in 2022.

Investeringsmaatschappij als redding?

Het goede nieuws is ook dat Dorilton Capital belooft Williams de tijd te geven. Het zegt een ‘flexibele en geduldige investeringsstrategie’ te hebben. Al moet ik zeggen – en hier komt de cynicus in mij naar boven – dat een investeringsmaatschappij zelden juichend als grote Verlosser wordt binnengehaald. Laat staan een Amerikaanse. Williams heeft uiteindelijk natuurlijk ook verkocht om te overleven.

Onder de streep blijft Dorilton Capital een partij die rendement wil zien. Je weet wat ze zeggen over hoe je miljonair wordt in de Formule 1: dan moet je als miljardair beginnen. Een quick buck valt er niet meer te verdienen, net zoals er geen quick fixes zijn. Zelfs niet met de regelrevolutie die op komst is. De vraag blijft hoeveel Dorilton Capital wil en kan veranderen en investeren in het gevallen topteam.

Al moeten die bezems en spiegels er wel vanaf kunnen. Toch?

Williams moet goed in de spiegel kijken. Het gaat er al jaren niet goed.