Twee van de voornaamste wensen van de Formule 1-fans zijn een competitiever veld en meer inhaalacties. Maar dat gaat minder goed samen dan je wellicht zou denken.

Alle pracht en praal ten spijt, de Grand Prix van Monaco is toch vooral een traditionele optocht. Dat zwengelt jaarlijks twee discussies aan: of het circuit wel op de kalender moet blijven staan en waarom er zo weinig wordt ingehaald in de Formule 1. Want inhaalacties zien we immers allemaal graag.

Maar inhalen is niet de essentie van de sport. Dat is namelijk zo hard mogelijk rijden. En de snelste auto rijdt voorop. Dat begint al bij de startopstelling op basis van de uitslag van de kwalificatie. Dan is het eigenlijk best logisch dat er weinig wordt ingehaald.

Of je de auto’s nu breder of smaller maakt, met meer of minder downforce, heeft daar maar een beperkte invloed op. De teams halen toch het maximale uit hun auto en de rangorde blijft meestal gelijk.

Dat het veld steeds dichter op elkaar schuift, is een goede ontwikkeling die aantoont hoe hoog het niveau in de breedte is, maar niet per se bevorderlijk voor het inhalen. Hoe meer iedereen aan elkaar gewaagd is, hoe moeilijker het juist wordt. Een standaardauto, of -onderdelen, is dan ook niet de oplossing. De sport is juist gebaat bij meer variatie.

Om de vaste volgorde te doorbreken, zijn variabele factoren cruciaal. Dat is geprobeerd met het bandenreglement, maar uiteindelijk zie je dat de teams toch tot dezelfde selecties komen omdat die nu eenmaal het best blijken te werken. Het kan met bijtanken, maar de sport wil de kosten drukken en veiligheid vergroten.

De beste situatie is wanneer de auto’s verschillende karakteristieken hebben. Dat de teams verschillende sterktes hebben op verschillende circuits, of nog beter:  in verschillende sectoren. Dan krijg je gevechten op de baan en inhaalacties die meer zijn dan iemand voorbij rijden, omdat er altijd weer een counter op de loer ligt.

Gelukkig begint de Formule 1 nu ook in te zien dat de sleutel niet bij de auto’s ligt, maar bij de circuits. Die zijn te weinig onderscheidend van elkaar. Dus ontwikkelen de teams zich allemaal in dezelfde richting. Want waarom zou je je richten op een auto die goed presteert op langzame circuits als Monaco en Hongarije als je daarmee je kansen tenietdoet op de snellere banen, waarvan er veel meer op de kalender staan?

Meer variatie in circuits zorgt ervoor dat teams niet overal even sterk voor de dag kunnen komen en dwingt ze om keuzes te maken. Dat bevordert de kans op inhaalacties en verrassende uitslagen. Wellicht kent dan zelfs de Grand Prix van Monaco weer eens een onvoorspelbaar verloop.