Natuurlijk, de Formule 1 is de top van de autosport. Met de beste coureurs, grootste sterren, rijkste teams en meest indrukwekkende auto’s heet het niet voor niets de koningsklasse. Maar komende zondag begint het nieuwe seizoen van een stiekem (vaak) leuker kampioenschap: de Indycar Series.

Je hoort het eigenlijk van elke coureur die de Formule 1 verlaat: de overstap naar de andere kant van de oceaan voelt als een warm bad. Natuurlijk, het niveau ligt lager. Indycars zijn bij lange na niet zo snel als een Formule 1-auto (op het Circuit of the Americas waren ze bij een test veertien tellen trager dan Lewis Hamiltons poletijd uit 2018) en het ontbreekt de klasse aan de glimmende glamour van de Formule 1. Maar het belangrijkste, het racen, dat is nog ouderwets vermakelijk. Zie het als het verschil tussen de Champions of Premier League en Eredivisie: zelfde sport, maar als je kijkt haast een ander spelletje. Met in de Indycars een puurdere vorm van competitie dan de Formule 1.

Vorig jaar telde de seizoensopener in St. Petersburg 366 inhaalacties. Inclusief die op achterblijvers, maar toch.

Het begint met de auto’s. Of liever, als het over Indycar gaat: de auto. Iedereen rijdt met een Dallara IR18. Keuze is er qua motor – Honda of Chevrolet – en er zijn nog wel wat dingen die per team ontwikkeld mogen worden, maar in overgrote lijnen is Indycar een eenheidsklasse. Het veld ligt daardoor een stuk dichter bij elkaar, en anders zorgt de te pas en onpas ingezette safetycar daar wel voor. Maar het belangrijkste aan de auto is dat de Amerikanen met de Italianen van Dallara gekeken hebben hoe je een moderne single-seater maakt waar je ‘nog echt mee kan racen’, zoals Indy- én Formule 1-legende Mario Andretti dat tegenover Motorsport omschreef. “Omdat ie bewust minder downforce heeft en dat op een andere manier genereert, zodat je elkaar kan volgen.”

Nog een mooi punt aan deze volgens Andretti ‘pure raceauto’: ze zijn verre van makkelijk te besturen. In de eerste plaats omdat ze geen stuurbekrachtiging hebben, daarnaast omdat ze een stuk minder vergevingsgezind zijn dan Formule 1-auto’s. Indycar-coureurs zie je nog fouten maken, omdat de auto’s niet op rails rijden, ondanks soms achtbaanachtige, korte en wilde circuits.
(tekst loopt door onder de video)
De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Ook daar zit een groot verschil in: waar de Formule 1 migreerde naar klinische ‘Tilkedromes’, racet Indycar behalve op soms angstwekkende ovals ook op old school (straten)circuits die de Formule 1 nooit (meer) zou aandoen. Denk aan Long Beach, Road America en – sinds dit jaar weer – Laguna Seca. Pure autosportfolklore, zegt Kevin Magnussen, misschien wel de meest old school Formule 1-coureur, enigszins jaloers: “Ik wil niet sterven zonder ooit op Laguna Seca gereden te hebben.”
(tekst loopt door onder de foto)

Na 15 jaar afwezigheid keert Indycar terug naar het legendarische Laguna Seca.

De kans is groot dat we Magnussen na zijn Formule 1-loopbaan in de Indycars zien, want hij is dol op ‘de serieuze aanpak en felle strijd, maar toch relaxte sfeer, awesome circuits en openheid’ van de Amerikaanse racerij, waar fans veel meer toegang krijgen dan in de welhaast hermetisch afgesloten Formule 1. Het zou een traditie passen: het oversteken van de oceaan is al decennia vaste prik voor coureurs die het net niet in of tot de koningsklasse redden.

Vijfvoudig kampioen Dixon is al jaren de te kloppen man in de Indycars.

Dat laatste is overigens geen reden het Indycar-veld te kort te doen. Voor elke paar passanten zijn er genoeg topcoureurs en personalities. Van de agressieve Alexander Rossi tot All American Josef Newgarden, de toepasselijk genaamde Australische doordouwer Will Power, populaire Canadees James Hinchcliffe en natuurlijk de huidige grootmeester Scott Dixon – qua ‘geslepen oude vos’-gehalte een soort Fernando Alonso, maar dan met het aantal titels (vijf) dat bij zijn status past. En ohja, dan doet de echte Fernando Alonso eind mei ook nog aan het prestigenummer mee, de Indy 500.

Misschien toch maar kijken of ik dan nog wat dagen vrij kan krijgen. Net als Alonso twee jaar terug laat ik Monaco, de antithese van het pure racen, er graag voor schieten. Maar voor nu eerst die seizoensopener, in St. Petersburg, Florida, zondag vanaf 18:30 op Ziggo Sport. Geen Formule 1, maar toch, ik zou m’n tv ervoor aanzetten.