In de zomerpauze maakt FORMULE 1 traditiegetrouw de tussenstand op in de vorm van een zomerrapport. Vandaag het team dat erop had ingezet afgetekend best of the rest te zijn, maar de middenmoot nog zeker niet ontstijgt: het als zesde geklasseerde Renault.

Renault heeft er nooit een geheim van gemaakt dat haar nieuwe avontuur als fabrieksteam een project van de lange adem is, maar na een tegenvallende eerste seizoenshelft komt de zomerstop vooral als hoognodige adempauze. De problemen die Renault in de eerste seizoenshelft hebben afgeremd, hangen met name teambaas Cyril Abiteboul inmiddels als een molensteen om de nek nu de druk toeneemt.

Lees ook: Weblog: Renault moet over de toekomst (en Abiteboul) nadenken

Na in 2018 als vierde te zijn gefinisht, wilde Renault dit jaar het gapende gat naar de top drie dichten. Het is echter geen stap dichterbij gekomen; in tegendeel, Renault staat zesde, met minder dan de helft van de punten van nummer vier McLaren – pijnlijk genoeg een Renault-klant. Renault is te onbetrouwbaar, te wisselvallig. De enige constante is dat het na elk weekend met vragen over de RS19-bolide zit.
(tekst loopt door onder de foto)

Vraagtekens
Aan de grondslag daarvan ligt “een fundamenteel probleem”, aldus de facto kopman Daniel Ricciardo. Schrijnend is daarbij dat updates die Renault in Spanje en Frankrijk brengt, weinig opleveren. “We moeten onszelf serieuze vragen stellen over hoe we ons werk doen en of we wel progressie boeken”, laat teamgenoot Nico Hülkenberg zich ontvallen te midden van een seizoen dat volgens hem ‘meer diepte- dan hoogtepunten telt’.

Een dieptepunt voor Hülkenberg is dat hij vlak voor de zomerstop een podiumkans vergooit op het verregende Hockenheim, wat de twijfel over zijn toekomst doet toenemen. Abiteboul zet er tegenover AUTOhebdo openlijk vraagtekens bij. “Nico lijkt zichzelf te saboteren; telkens als er een klinkend resultaat in zit, gaat er iets mis. Natuurlijk speelt dit mee.”

Duurbetaald tussenjaar
De voor een fortuin binnengehengelde Ricciardo is, zoals verwacht, ondertussen een geweldige (zij het dus zeer duurbetaalde) ambassadeur voor Renault en wint de teamstrijd met Hülkenberg op punten, maar acteert ook weer niet op een totaal ander niveau. En met de problemen die Renault kent, kan Ricciardo zich ook niet altijd onderscheiden.

Lees ook: Ricciardo: ‘Bij Red Bull was ik niet beter af geweest’

Ricciardo maakt ook een valse start met zijn vroege uitvalbeurt in Melbourne en ‘foutparkeren’ in Bakoe. In China, Canada en Engeland haalt hij er het maximale uit: zondags is hij sowieso op zijn strijdlustigst, maar het blijft op z’n best vechten om zesde en zevende plekken – en vaak dat niet eens. Spijt van zijn overstap zegt de ex-Red Bull-coureur niet te hebben, maar hij erkent: “Het moet beter. We moeten grotere stappen zetten.”

Behalve in Ricciardo heeft Renault immers fors geïnvesteerd in de nu state of the art fabriek in Enstone. Renault heeft zodoende alles, behalve excuses. De resultaten blijven achter bij de verwachtingen, de zesde plek in het WK bij wat het aan haar stand verplicht is. De vraag voor de tweede seizoenshelft lijkt vooral of er eindelijk echt vooruitgang wordt geboekt, en of Abiteboul opgelucht adem kan halen of de molensteen om zijn nek hem in ademnood brengt.

Het oordeel van Olav Mol: “Met pijn in mijn hart geef ik Ricciardo een onvoldoende. Ik vind hem niet dominant in het duel met Hülkenberg, die geen wereldtop is, en ook niet binnen het team. Ricciardo slaat volgens mij niet met de vuist op tafel, terwijl dat wel moet en het ook wel in hem zit. Ik mis het gif. Ricciardo is bijna zoals Vettel naast hem toen ze samen bij Red Bull reden. Hij heeft 18 miljoen redenen om gelukkig te zijn, maar wat misschien harder meespeelt, is dat hij uiteindelijk toch een stap terug heeft gezet. Hij krijgt het vast weer op de rit, maar voor nu valt hij tegen.”

“Hülkenberg is was agressiever sinds Ricciardo’s komst, maar heeft geen grote stappen gemaakt. Hülkenberg is het gemiddelde van het gemiddelde. De marges zijn klein met Ricciardo en hij zal niet ontevreden zijn, maar dat is het ook. Hij kijkt weinig vooruit en kijkt vaak opzij.”

Foto Olav Mol © Peter van Egmond