Vandaag had eigenlijk de kwalificatie voor de Grand Prix van Monaco verreden moeten worden, maar door de coronacrisis gaat de race dit jaar niet door. De blik gaat dan al snel terug naar het verleden. Bijvoorbeeld naar 2006, naar een van de meest spraakmakende kwalificaties – en streken – uit de Formule 1-geschiedenis.

Het is aangenaam warm op zaterdagmiddag 27 mei 2006. Monte-Carlo bruist, de Formule 1 is in de stad. Christijan Albers is al terug­gekeerd in het motorhome van Midland, zijn werkgever. Hij heeft de eerste schifting in de kwalificatie met de M16-Toyota net niet overleefd. Tien coureurs maken zich iets verderop in de pitstraat gereed voor de slotsessie waarin de startplaatsen worden vergeven. Zeker in de smalle straten van Monaco is poleposition haast een garantie voor de troon in Formule 1’s kroonjuweel, een etmaal later.

De tijdtraining mondt zoals verwacht uit in een strijd tussen Fernando Alonso (Renault) en Michael ­Schumacher (Ferrari), wereldkampioenen onder elkaar. In een poging de snelste tijd van zijn ervaren collega te verbeteren geeft Alonso in de slotseconden nog een keer flink gas. Hij is in de R26 onderweg naar de topnotering, zo blijkt uit de sectortijden. Totdat Schumacher een ‘briljante’ inval krijgt en zijn feestje verstiert. Hij parkeert zijn Ferrari in La Rascasse, een haakse bocht op een nauw stuk asfalt nabij de finishlijn. Achteruitrijden vindt Schumacher te gevaarlijk, hij zet de motor af en zijn Ferrari blokkeert de weg. Meteen worden er gele vlaggen gezwaaid, zodat Alonso tot zijn grote ergernis zijn vliegende ronde moet afbreken en Schumacher zijn 67e pole pakt.

Maar het stuurfoutje van de Duitser is wel érg verdacht; na de herhaling van de tv-beelden is er al grote twijfel. “Dit is geen race-incident”, beweert drievoudig wereldkampioen Sir Jackie Stewart.

Lees ook: Flashback ’98: Toen Alexander Wurz brutaal Michael Schumacher in de wielen reed

Niet netjes
De Schot krijgt gelijk. Hoewel Schumacher na de kwalificatie in een ongemakkelijke pers­conferentie met de hand op het hart verklaart dat hij “natuurlijk niet vals gespeeld” heeft, komt er direct een lobby op gang om de ­manoeuvre te laten onderzoeken door de wedstrijdleiding. Initiatiefnemer is Flavio Briatore, teambaas van Alonso, het voornaamste slachtoffer. “Flavio naaide in die tijd iedereen op”, herinnert Albers zich. “Hij voerde de druk bij andere teammanagers op.” Die tekenen beroep aan en eisen een nader onderzoek naar het slippertje. Albers: “Charlie (Whiting, de wedstrijdleider, red.) zei meteen: dit gaat niet goed komen.”

Diep in de avond, na bestudering van alle data, tv-beelden en gesprekken met zowel Schumacher als Ferrari-­teambaas Jean Todt, velt de wedstrijdleiding het onvermijdelijke vonnis: “we kunnen niet anders concluderen dan dat de coureur de auto opzettelijk heeft gestopt”. Schumacher wordt naar de laatste plaats teruggezet, Alonso vertrekt alsnog van pole.
(tekst loopt door onder de foto)

‘Zo was Michael’
Een nieuwe rel is geboren en Schumacher is het mikpunt van kritiek. “Maar zo was ­Michael”, meldt Albers dertien jaar na dato. “Slim, hè? Hij had meer dan alleen een zware rechtervoet, hij had ook een stel hersens en dacht verder na dan alleen rondjes rijden.”

“Ik vond het eigenlijk wel een mooie actie. Maar je hebt natuurlijk twee kanten aan het verhaal. Sportief gezien is het niet netjes, een wereldkampioen onwaardig. Het verdient zeker niet de schoonheidsprijs. Aan de andere kant kan ik er wel enig respect voor opbrengen. Michael deed alles wat in zijn macht lag om maar het kampioenschap naar zich toe te trekken. Dat was een keuze. Ik herinner me nog dat Todt en Ferrari niet hadden verwacht dat het zo uit de hand zou lopen, dat er zoveel weerstand zou zijn. De FIA moest wel iets doen, dat kon niet anders na alle turbulentie.”

Schumacher heeft na eerdere aanvaringen met Damon Hill en Jacques Villeneuve, waarbij de wereldtitel op het spel stond, geen smetteloze reputatie als het gaat om sportiviteit. Hij wordt in Monaco afgebrand door zijn collega’s, Villeneuve voorop. “Ik hoop dat hij dit met opzet heeft gedaan, anders is hij de F1-super­licentie niet waard. Ik snap niet waarom iemand zoiets doet, terwijl de hele wereld meekijkt. Het is dom, onacceptabel en ­beschamend.” “Dit is het smerigste dat ik ooit in de Formule 1 heb gezien”, foetert oud-­wereldkampioen Keke Rosberg. “Hij moet meteen opkrassen.”

Schumacher geeft geen gehoor aan dat verzoek, start uit de pitstraat en wordt vijfde. Drie maanden later kondigt hij in Monza alsnog zijn afscheid aan, al komt hij daar in 2010 weer op terug.

Lees ook: Terugblik 1995: Schumacher troeft Hill af in Monaco