In aanloop naar het nieuwe seizoen duikt FORMULE 1 in het verleden van de tien teams van 2019. We starten met een team dat werd gesticht in 1969: Williams.

Frank Williams richt in 1969 Frank Williams Racing Cars op, een voorganger van het huidige Williams. Frank Williams Racing Cars gebruikt verschillende klantenwagens, maar behaalt in zijn korte bestaan nooit succes. Na 1976 besluit Frank Williams dat hij het anders gaat aanpakken: hij verkoopt het team.

Oprichter Frank Williams naast coureur Patrick Neve in de March 761-klantenwagen van 1977. © Sutton Images

In 1977 staat hij met een nieuw team aan de start: Williams Grand Prix. De renstal begint met een March-klantenwagen, waarmee geen hoge ogen worden gegooid. Een jaar later, 1978, introduceert Williams echter haar eerste eigen wagen, de FW06. Hiermee behaalt Alan Jones direct de eerste podiumplek, een tweede plaats tijdens de Amerikaanse Grand Prix. De eerste overwinning volgt het jaar erna, in 1979, waarna er nog eens vier zeges behaalt worden. De tweede plek in de eindstand is de beloning.

Eerste wereldtitels
In 1980 pakt Williams zijn eerste grote prijs als Alan Jones de wereldtitel verovert. Het team wint tevens haar eerste constructeurstitel. Williams Grand Prix draait dan pas vier seizoenen mee. Met Keke Rosberg wordt in 1982 de tweede rijderstitel gewonnen maar daarna komt de klad er in.

Om weer terug aan de top te komen gaat Williams halverwege de jaren tachtig een samenwerking met Honda aan. Het is een succes, want het team pakt twee constructeurstitels en in 1987 wordt Nelson Piquet wereldkampioen bij de coureurs.

In 1992 haalt Nigel Mansell met negen overwinningen het kampioenschap binnen. © Sutton Images.

Groot succes met Renault
Het verlies van Honda na 1988 wordt opgevangen met Renault-motoren. Gedurende de gehele jaren negentig is Williams daarmee een belangrijke factor om rekening mee te houden. Vier rijderstitels(Mansell ’92, Prost ’93, Hill in ’96 en Villeneuve in ’97 ) en vijf constructeurstitels zijn de oogst. Vooral de titel van Nigel Mansell in 1992 is uiterst dominant, maar eigenlijk is Williams altijd wel gevaarlijk met een Renault-motor achterin.

De successen van de jaren negentig worden ook overschaduwd door de dood van Ayrton Senna in 1994 in Imola. De Braziliaan hoopt met een dominante Williams zijn carrière nieuw leven in te blazen maar verongelukt op 1 mei 1994 tijdens de race. Het onderzoek en een slepende rechtszaak zorgen voor een diepe wond bij het team.

 

De laatste succesvolle periode van Williams is samen met BMW. © Sutton Images.

Huwelijk met BMW
Vanaf 2000 is Williams de exclusieve partner van BMW. Daarmee worden de laatste successen van het team behaald, maar een titel komt er niet meer. Enkele overwinningen en een handvol tweede en derde plekken in het kampioenschap zijn het resultaat. Nadat BMW in 2006 met Sauber een eigen team begint zwerft Williams rond van Toyota, via Cosworth naar Renault. Het team zakt steeds verder terug in de eindstand. Enkel de poleposition van Nico Hülkenberg in 2010 in Brazilië en de onverwachte overwinning van Pastor Maldonado in Spanje in 2012 doen nog herinneren aan wat het team vroeger was.

In 2014 en 2015 kent Williams een korte wederopstanding. De overstap naar de Mercedes-motor blijkt een gouden zet te zijn, aangezien die met afstand de krachtigste hybridemotor is. Die motor verbloemt echter het zwakke chassis van Williams. Wanneer de Mercedes-motor langzaamaan haar voordeel verliest zakt Williams terug in de eindstand, met een laatste plek in 2018 als dieptepunt. Kan het gevallen topteam met zeven rijderstitels en negen constructeurstitels in 2019 opstaan?

Lees ook: Jaarrapport – Williams: dieptepunt voor gevallen topteam

Lance Stroll in de Williams FW41, Groot-Brittannië 2018. © Sutton Images.