Jacky Ickx is zonder twijfel de grootste autosportlegende van België. Grand Prix-winnaar, Ringmeister en regenkampioen, zes triomfen in Le Mans, winnaar van Parijs-Dakar en dat alles in een tijd dat de autosport gevaarlijk was dan ooit.

In de aanloop naar de Belgische Grand Prix eind deze maand delen we graag nog een keer onderstaand verhaal over de legende die Jacky Ickx is. Onderstaand verhaal verscheen eerder in de Classic Special van FORMULE 1 Magazine.

Halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw is Jacky Ickx heel even een soort van Max Verstappen. Tussen oude houwdegens en kampioenen als Jack Brabham, Jim Clark, John Surtees, Graham Hill en Denny Hulme komt daar ineens een jonge gast de Formule 1 op stelten zetten. Voor de Grand Prix van Duitsland op de oude Nürburgring, de beruchte, drieëntwintig kilometer lange Nordschleife, wordt het wat magere Formule 1-veld (17 auto’s) aangevuld met Formule 2-machinerie. Tijdens de kwalificatie rijdt Ickx met een Formule 2-auto sneller dan de meeste Formule 1-coureurs.  Alleen Hulme en Clark gaan sneller. Wie is deze jonge Belg?

Tijdens een interview in 2005 op Zandvoort onthulde de inmiddels gelouterde Ringmeister mij zijn geheim. Helemaal aan het begin van zijn carrière had hij meegedaan aan de ‘Marathon de la Route’, een toerwagenrace van 84 (!) uur op de Nordschleife. Zo had hij het helse circuit, met hoge snelheden, blinde bochten, hoogteverschillen, zeventien sprongen los van het asfalt en overal bomen, rotsen en ravijnen langs de kant, leren kennen.

Hij had het zogezegd in de vingers: “Weet je, het is alsof je in je eigen kamer bent, in het licht of in het donker, dat maakt niet uit. Je wéét waar de meubels staan, waar de lichtknopjes zitten, waar je tandenborstel staat. Je kunt alles blindelings vinden.”

 In 1967 schrijft het reglement voor dat de Formule 2-auto’s achter de grote broers moeten starten, dus Ickx begint de race als achttiende. Tijdens de race stormt hij naar voren. Na twaalf van de vijftien ronden ligt hij vierde, als de ophanging breekt… Pech. Maar iedereen weet nu wie Jacky Ickx is.

Ickx werd liever boswachter

Als kind wilde Ickx liever boswachter worden. Wanneer zijn vader, autojournalist, hem meenam naar races verveelde hij zich. Maar op zijn brommertje – een 50cc Püch –  heeft hij wel plezier. Met een Zündapp  doet hij zelfs mee aan trials. Hij wint. Voor wegraces is hij nog te jong. Op zijn achttiende rijdt hij auto. Zijn allereerste racecursus is op Zandvoort. Hij is snel. Hij doet mee aan diverse toerwagenraces – waaronder die op de Nordschleife. In 1967 wordt Ickx in het team van Tyrrell Europees kampioen in de Formule 2.

Lees ook: Ernest Knoors wekt Arrows uit 1985 weer tot leven

Op Monza debuteert hij in de echte Formule 1. Met een Cooper-Maserati scoort hij meteen een WK-punt. En tekent een contract bij Ferrari.

Ferrari heeft het lastig. De Engelse constructeurs rijden de rode auto’s langs alle kanten voorbij met hun kit-cars. Op de nieuwe Ford V8-motor heeft de Scuderia vooralsnog geen antwoord. Toch wint Ickx meteen in 1968 een race. In het natte Rouen kiest hij de juiste banden, voor extreme regenval. De race wordt echter ontsierd door een afschuwelijk ongeval: Jo Schlesser crasht in de derde ronde van de race en komt om in de vlammen. De race gaat gewoon door. De coureurs moeten om de vuurzee heen rijden. Welkom in de Formule 1 van een halve eeuw geleden.

 In de eerste maanden van 1968 verongelukten maar liefst vier (ex-) Formule 1-coureurs, onder wie de onbetwist snelste coureur van die tijd: Jim Clark. In zijn eerste Formule 1-seizoen doet Ickx meteen mee om de titel, maar een crash in Canada, waarbij hij een been breekt, ontneemt hem de kans.

De brandende bolides van Jacky Ickx en Jackie Oliver bij de Spaanse GP van 1970 in Jarama (LAT Images)

In 1969 stapt Ickx over naar Brabham, om een jaar later terug te keren bij Ferrari. Opnieuw krijgt hij zicht op de wereldtitel, die hij dit keer echter helemaal niet wil. Het is een rampjaar voor de Formule 1. Het begint al in Spanje. Op het circuit van Jarama, raakt Jackie Oliver kort na de start naast de baan.

‘Vuur is het ergste’

Zijn BRM glijdt onbestuurbaar de baan weer op en ramt de Ferrari van Ickx midscheeps. Onmiddellijk staan beide auto’s in lichterlaaie. Het duurt seconden voor Ickx uit de vuurzee springt, brandend rent hij de baan over en begint over de grond te rollen om de vlammen te doven. Een moedige politieman probeert met zijn pet het vuur uit de slaan, totdat iemand een bluskanon op Ickx richt. “Je weet dat er van alles kan gebeuren,” vertelt Ickx in de film 1 Life at the Limit, “maar vuur is het ergste.”

Het is goed afgelopen. Toch eist 1970 zijn tol. Bruce McLaren verongelukt, Piers Courage verbrandt op Zandvoort en tijdens de trainingen op Monza verongelukt Jochen Rindt. Rindt staat ver voor in de stand om het kampioenschap, alleen Ickx kan hem nog inhalen. Gelukkig – vond hij toen, en hij vindt dat nog steeds – lukt hem dat niet. Vanuit hedendaags perspectief is het allemaal onvoorstelbaar: zoveel risico’s en zoveel doden. In de film concludeert Ickx aan het eind: “Ik heb gewoon geluk gehad.”

De twaalfcilinder boxermotor van Ferrari is inmiddels een gevreesde krachtpatser, maar de auto eromheen blijft het probleem. Toch blijft Ickx Ferrari trouw. Hij heeft goede herinneringen aan de Commendatore zelf. “Ferrari was altijd aardig, charmant en geduldig met mij. Ik ben ook de enige coureur die Ferrari nooit bekritiseerd heeft. Hij bleef wel op een afstand. Vóór mijn tijd had hij al zoveel coureurs verloren, Musso, Collins, Bandini… Hij wilde geen innige band met het risico dat je er aan het eind van het seizoen misschien niet meer zou zijn.”

Om de titel doet Ickx die jaren niet mee, toch boekt hij een paar briljante zeges. Zoals op Zandvoort in 1971, opnieuw in de stromende regen. Een episch gevecht met Pedro Rodríguez, waarbij ze elkaar meermaals de koppositie afsnoepen, houdt de doorweekte toeschouwers een race lang in de ban. In 1972 gaat de Ferrari voortdurend kapot, alleen op de Nürburgring blijft alles heel en kan Ickx laten zien dat hij nog altijd de Ringmeister is. Hij wint met ruim een minuut voorsprong op Stewart.

Lees ook: Interview Jos Verstappen: ‘Als je bang bent moet je gaan dammen’

Lotus en Tyrrell zijn de topteams die jaren. Ferrari moddert voort. Om de garagisten bij te benen laat Ferrari voor 1973 een monocoque-chassis bouwen in Engeland. Het wordt een regelrechte flop. Halverwege het seizoen trekt het team zich zelfs terug, tot er een behoorlijke, zelfgebouwde auto naar de circuits gestuurd kan worden. Voor de race op de Nordschleife kan Ickx instappen in een derde McLaren. Kon toen allemaal. “Gelukkig voor mij werd ik derde, achter Stewart en Cevert, in een reserveauto waarin ik nog nooit had gereden, met een belabberde motor achterin. Ik stond er weer.” In het najaar besluit hij Ferrari te verruilen voor Lotus.

Megamanoeuvre van Ickx op Brands Hatch

De overstap naar Lotus blijkt de verkeerde keuze. Want terwijl Ferrari met het gereedgekomen testcircuit op Fiorano ineens over de middelen beschikt om een auto echt te ontwikkelen, bedenkt Colin Chapman zijn auto’s nog altijd op de achterkant van een servet.

De nieuwe Lotus 76 blijkt een miskleun. Het team moet al snel teruggrijpen op de succesvolle, maar inmiddels vijf jaar oude 72. Nog één keer schittert Ickx in de Formule 1. In de regen. Op Brands Hatch, in de Race of Champions, een race die niet meetelt voor het wereldkampioenschap, vecht hij een prachtig duel uit met Ferrari’s nieuwe ster, Niki Lauda. Het regent verschrikkelijk, het zicht is nihil. Tegenwoordig zou er een safetycar de baan opgestuurd worden, waarna er ongetwijfeld code rood zou volgen. Maar destijds werd er gewoon doorgereden.

 In de slotfase, nadat hij een keer gevoeld heeft of er aan de buitenkant genoeg grip is, passeert Ickx Lauda in de Paddock Hill Bend, een blinde bocht heuvelopwaarts, buitenom. Een megamanoeuvre die overal de monden doet openvallen. Met wie vergeleek ik Ickx ook alweer in het begin?

Maar daarna gaat het snel bergaf. Ickx belandt meer en meer in de achterhoede. Halverwege het seizoen 1975 is zijn motivatie op en verlaat hij het team. Daarna rijdt hij nog voor Williams, voor Wolf en Ensign, zonder succes, zonder veel plezier.  Halverwege het seizoen 1979 vervangt hij bij Ligier Patrick Depailler, die met een deltavlieger van een berg is gestort. Op Zandvoort scoort Ickx zijn laatste WK-punten.

Jacky Ickx in actie op Zandvoort met zijn Ferrari 312B2 (Foto LAT Images)

In de nadagen van zijn Formule 1-loopbaan is Ickx echter uitgegroeid tot een grootheid in de Endurance. Hij wint maar liefst zesmaal de 24 uursrace van Le Mans, en is daarmee lange tijd recordhouder.  Zijn eerste Le Mans zege, in 1969 voor Ford, is meteen een historische. In de laatste ronden vechten Ickx en Hans Hermann wiel aan wiel om de zege. Omdat het tevens de eerste Le Mans is die live op televisie wordt uitgezonden, brengt deze zege Ickx meer roem dan zijn prestaties in de Formule 1. Ook met Ferrari is hij succesvol in de lange afstandsracerij, maar de hoofdprijs, de 24 uur van Le Mans, weten ze nooit samen te winnen.

In 1976 triomfeert Ickx samen met Gijs van Lennep in een Porsche. In mijn boek Le Mans heeft Van Lennep niets dan lof voor Ickx: “Een heel bijzonder mens. En hij kon rijden… dat zat in zijn bloed. Mooi rijden ook. Echt de beste coureur waarmee ik gewerkt heb bij Porsche. Totaal de racerij toegewijd. Hij zorgde voor alles wat hem omringde in de sport. Vanaf de eerste training tot aan de finish verzamelde hij ieder detail dat hij nodig had om te winnen. Hij nam ook risico’s en ging tot limieten die je niet voor mogelijk hield.”

Het Endurance racen bracht Ickx destijds meer plezier: het had nog de sfeer van de jaren zestig, toen alles opener en gemoedelijker verliep. Het racen blijft echter onverminderd gevaarlijk. Tijdens de 1000 kilometer race op Spa in 1985 botst Ickx met Porsche-talent Stefan Bellof, die hem op de Raidillon wil passeren. De Duitser overleeft het ongeluk niet. Ickx houdt niet veel later het racen voor gezien.

Ickx wint monsterrit Parijs-Dakar

Althans… het racen op circuits. Want inmiddels heeft hij ook Parijs-Dakar ontdekt. De rally, voor het eerst georganiseerd in 1978, gaat dan nog werkelijk van Parijs naar Dakar, hoofdstad van Senegal; een rit van 10.000 kilometer, waarvan meer dan 5000 tegen de klok. In 1983 wint Ickx de monsterrit samen met Claude Brasseur in een Mercedes. Hij heeft er lol in. Hij rijdt diverse rally’s, zelfs met een eigen Porsche team. Tot opnieuw de dood toeslaat.

In 1991 slaat tijdens de Rally van de Farao’s zijn Citroën over de kop en vliegt in brand. Zijn co-piloot Christian Tarin komt om in de vlammen. Het is een wond die nooit meer geneest, aldus Ickx.

Hij stopt definitief met racen. Hij doet nog een paar maal mee aan Parijs-Dakar, als amateur, zonder co-piloot, en in 2000 voor het laatst met zijn racende dochter, Vanina Ickx.

Lees andere historische verhalen over de Formule 1 in de Classic Special van FORMULE 1 Magazine. In deze extra dikke Classic Special nog veel meer boeiende verhalen, interessante reportages, achtergronden en interviews over 100 jaar Grand Prix-racing. Met onder meer:

  • De allereerste overwinning van Ayrton Senna
  • Het Formule 1-avontuur van Jan Lammers
  • James Hunt: de laatste playboy racer
  • Reportage: bad boys in de Formule 1
  • Foto’s: De mooiste liveries door de jaren heen
  • Reportage: De horrorcrash van Jackie Stewart
  • Eregalerij: de mooiste foto’s van de grootste kampioen

Gratis verzending in Nederland!