“De Formule 1 heeft meer van dit soort circuits nodig”, zegt Sergio Pérez over het old school Circuit Gilles Villeneuve in Montréal, een favoriet onder de coureurs.

De 4361 meter lange baan op het Île Notre-Dame in de Saint Lawrence-rivier in Montréal verwelkomde de Formule 1 in 1978 voor het eerst en symboliseert volgens Pérez het ouderwetse, echte racen uit die tijd. “Het is zo’n old school circuit dat spannend is voor ons coureurs én voor de fans, dat vaak zeer vermakelijke races oplevert.”

Het old school karakter zie je ook langs de baan, waar het nogal een verlopen boel is. De teams zijn ondergebracht in trailers en tochtige partytenten, de poenerige Paddock Club is afgedekt met flets wit zeil. Als het koud kloteweer is,  is de glans er snel vanaf. ‘In deze grijze, grauwe boel kunnen we onze Amerikaanse celebs toch niet ontvangen?’, mopperde het vorige opperhoofd Bernie Ecclestone vaak.

De contractverlenging voor de race, met de nieuwe bazen van Liberty Media, ging gepaard met de belofte de faciliteiten eindelijk echt op te lappen, met meer dan een likje verf. Dat is natuurlijk allemaal randgebeuren. Het gaat voor iedereen behalve de bobo’s om het racen, op het traditionele circuit uit vroegere, betere tijden, en dat is volgens liefhebber Pérez nog altijd onvolprezen.

Pérez crashte in 2014 hard in Canada na contact met Felipe Massa.

“Onze sport heeft meer circuits zoals de baan in Montréal nodig, waar fouten echt worden afgestraft”, meent Pérez, die de uitdaging als volgt schetst: “Het draait om zo laat mogelijk remmen en agressief door de chicances gaan, maar ook om precisie, met de vangrails zo dichtbij.” Bepaald geen ‘supermarktparkeerplaats’ dus zoals Mercedes-chef Toto Wolff bepaalde andere circuits omschrijft.

Wie dat vorig jaar wel leerde, is Kevin Magnussen. De Deen die nu voor Haas rijdt, schreef er in 2016 een Renault af in de derde vrije training. “Dat de muur vlak langs de baan staat, maakt het altijd een stuk spannender. Net als Monaco is de baan in Canada er één waar je grote ballen voor moet hebben”, zegt hij over het circuit met de lange rechte stukken, felle chicanes en harde remzones.

Max Verstappen vocht in 2016 een hard duel uit met Nico Rosberg, en won de strijd om P4.

Behalve ballen, draait het volgens Toro Rosso’s Daniil Kvyat ook om verstand, want ook hij ziet wel een parallel met Monaco. “Een foutloos rondje rijden, is niet eenvoudig. Je moet je pace dus rustig opbouwen tijdens het weekend.” De baan verschilt verder natuurlijk flink van Monaco in dat je in Canada volgens Kvyat goed kan inhalen: “Daar zijn veel mogelijkheden voor.”

De lange rechte stukken en chicanes zijn volgens Fernando Alonso ook niet te vergelijken met het ‘langzame, bochtige Monaco’, maar de Spanjaard die de race in Monaco liet schieten om in Amerika aan de Indy 500 mee te doen, heeft om een andere reden zin om weer in zijn McLaren Formule 1-auto te kruipen in Montréal: “Omdat het een circuit is voor echte racers.”

Het is ook een baan die de reputatie van veel echte racers – en vooral kampioenen – een deuk heeft gegeven, met de beruchte Wall of Champions bij de laatste chicane, waar zoals de naam aangeeft menig kampioen in is gecrasht. Michael Schumacher, Jacques Villeneuve, Damon Hill, Sebastian Vettel: het is slechts een selectie van de met titels bekroonde coureurs die er in terecht kwamen.

Sainz raakte The Wall of Champions in 2016 in de kwalificatie.

Waarom zoveel coureurs dan toch zó op de limiet zitten, zo dicht op The Wall? Simpel: “Je kan er anders veel tijd verliezen”, legt Nico Hülkenberg uit. Volgens Toro Rosso’s Carlos Sainz – in 2014 kampioen in de Formule Renault 3.5 – is die laatste chicane elke ronde weer uitdagend: “Maar ik kijk er toch altijd met spanning naar uit, ook al ben ik er in het verleden wel eens in gecrasht.”