Precies veertig jaar geleden vond voor de laatste keer de Grand Prix van Italië plaats op een chicaneloos Monza. Omdat tezelfdertijd ook het ‘oude’ circuit van Spa door de GPDA voor te onveilig werd verklaard, bleef Monza het Formule 1-circuit waar alle ‘Formule 1-snelheidsrecords’ werden geregistreerd.

370,100 km/h = de hoogste gemeten topsnelheid op start/finish (Kimi Raikkonen/McLa­ren in 2005)
265,318 km/h = de snelste pole position in 1.20.089 (Michael Schumacher/Ferrari in 2004)
262,159 km/h = de snelste snelste ronde in 1.21.046 (Rubens Barrichel­lo/Ferrari in 2004)
247,585 km/h = de snelste overwinning (Michael Schumacher/Ferrari in 2003)

Hoe indrukwekkend deze cijfers ook zijn, vele tientallen jaren geleden werd er soms onder primitieve (lees: gevaarlijke) omstandigheden nog harder gereden. In 1937 draaide de Duitser Bernd Rose­meyer (Auto Union) tijdens de Avus-Ren­nen in Berlijn de snelste ronde met een gemiddel­de snelheid van 281,090 km/h. Dat was dus sneller dan het huidige Formule 1-snelheids­re­cord, dat pas 67 jaar later op Monza zou worden gevestigd!

Rosemeyer was de Ayrton Senna van zijn tijd – en niet alleen omdat ook hij op het toppunt van zijn roem verongelukte. Die Auto-Union had achterin (!) een V16-­motor met een cilinderin­houd van zes liter. De carrosse­rie was voorzien van een ­stroom­lijncarrosserie die de wielen afdekte. Qua motor­ver­mogen en topsnel­heid kon dit monster zich ongeveer meten met een moderne Grand Prix-auto. Bedenk echter wel, dat men toen nog niet bekend was met rolbeu­gels, veilig­heids­rie­men, helmen en kreukelzo­nes, slicks­ en het begrip ‘neerwaartse kracht’. Wel moet erbij worden verteld, dat het circuit in kwestie (Avus) bestond uit twee parallel­le rechte einden van elk negen kilometer lengte, met een kom­bocht aan de ene en een haar­speld­bocht aan de andere kant.

De snelst verreden Formule 1-race gedurende ruim drie decennia was de Grand Prix van Italië 1971 op Monza. Deze race werd gewonnen door Peter Gethin (BRM) met een gemiddelde snelheid van 242,616 kilometer per uur. Het doet hier niet terzake, maar het is leuk om te weten dat dit ook de Grand Prix was met de closest finish aller tijden met de eerste vijf finishers ruim binnen de seconde. 1971 was ook het laatste jaar waarin Monza nog ‘puur’, dus zonder chicanes werd gereden. Het zou 32 jaar duren, voordat Gethins snel­heidsre­cord op Monza-zonder-chica­nes zou worden gebro­ken door ene Schumacher op Monza-met-chica­nes. Uit compu­ter­simula­ties blijkt, dat tegenwoordig op het chicane­loze Monza van 1971 zou kunnen worden gereden met een gemid­delde snelheid van ruim over de 320 km/h.

Tot en met 1970 was Spa-Francorchamps qua snelheid verge­lijkbaar met Monza. Spa was echter geen kunstma­tig hoge­snelheids­circuit zoals Avus en Monza, maar een min of meer driehoekig traject uitgezet op het lokale wegennet. Na 1970 werd het ‘oude’ circuit zo gevaarlijk geacht, dat de Grand Prix van België veilig­heidshal­ve elders werd onderge­bracht. Desondanks zagen sommi­ge Formule 1-cou­reurs er geen been in om er toch met sportwa­gens te rij­den. Een sportwa­gen was ook toen al goed vergelijkbaar met een volledig ge­stroom­lijnde Formule 1-auto, minder wendbaar maar met een nog hogere topsnel­heid. Tijdens de 1000-kilo­meterra­ce van Spa 1973 won­nen Derek Bell en Mike Hail­wood (Mirage M6-Ford) met een gemid­delde van 244,335 km/h – sneller dan Gethin twee jaar eerder op Monza. In diezelf­de race bracht Henri Pesca­rolo (Matra-Sim­ca MS670) de snelste ronde op zijn naam met een gemiddel­de snelheid van 262,461 km/h, een streep sneller nog dan de snelste raceronde ooit verreden in de Formule 1 – op Monza!