Lotus is in de jaren zestig een grootmacht in de Formule 1. Het team draait om twee mannen: Colin Chapman, baas en technisch brein van het team, en stercoureur Jim Clark. Naar de andere coureurs wordt amper omgekeken. “We wisten dat we Jimmy toch niet konden verslaan.”

Trevor Taylor is in 2010 overleden, als laatste van de hoofdrolspelers in dit verhaal. Tijdens een interview in 1981 blikte de Brit terug op zijn tijd als tweede rijder bij Lotus. “Voor mij was er geen enkele twijfel dat Jim Clark de beste coureur aller tijden was. Ik racete tegen hem, maar ik was niet opgewassen tegen zijn talent.”

Trevor Tayor is een van de drie coureurs die in de jaren zestig door Lotusbaas Colin Chapman wordt opgeroepen om als tweede rijder naast Jim Clark te figureren. Over de rolverdeling bestaat geen enkel misverstand: Clark is Chapmans persoonlijke idool. Wie de tweede auto bestuurt is bijzaak. De status van Clark is al duidelijk voordat de Schot echt iets heeft laten zien in de Formule 1.

In 1960 komt Clark via het Formule 2-team van Lotus de Grand Prix-wereld binnen, waar hij teamgenoot wordt van Innes Ireland. Ireland wint in 1961 als eerste coureur een Grand Prix voor het ‘fabrieksteam’ van Lotus – Stirling Moss wint er in 1960 twee, maar doet dat in een Lotus van het privéteam van Rob Walker – maar wordt vrijwel direct daarna een de kant gezet. De ruwe Ireland, die houdt van drank, vrouwen en feestvieren, past niet meer in het plaatje van Colin Chapman, die in de bescheiden, perfectionistische Clark zijn ideale coureur heeft gevonden.

Gouden Rolex

“En toen belde Chapman mij op met de vraag of ik naast Clark de tweede rijder wilde worden”, vertelt Taylor in 1981 tegen Motorsport Magazine. Zodoende wordt hij de eerste van drie Britse coureurs die in de jaren zestig de taak krijgen Clark te flankeren. Voor Taylor is dat allesbehalve een ondankbare taak. “Soms probeerde ik Jimmy te volgen. We hadden totaal verschillende rijstijlen en ik wist dat ik nooit zou kunnen wat hij kon. Hij was een natuurtalent.”

(Tekst gaat verder onder foto)

Trevor Taylor (l) en Jim Clark (r) in 1962 voor de Grand Prix van Monaco (Motorsport Images)

Zijn bescheidenheid ten spijt kan Taylor zelf ook aardig sturen: in 1962 leidt hij de Grand Prix van Mexico, totdat Chapman hem sommeert zijn auto af te staan aan Clark, die bij de start is gediskwalificeerd omdat zijn auto moet worden aangeduwd. Clark wint de race, in de annalen krijgen hij en Taylor beiden de zege toegeschreven. “Maar alleen Jim kreeg de gouden Rolex die voor de winnaar was gereserveerd, want daarvan hadden ze er maar één”, aldus Taylor. “Na afloop gaf Jim hem aan mij. Ik heb hem nog steeds.”

Taylor ondervindt aan den lijve dat de aandacht van Lotus volledig naar Clark gaat. Waar de Schot het beste materiaal krijgt, laat de betrouwbaarheid van de tweede Lotus te wensen over. “Er brak regelmatig spontaan iets van de auto en ik had een paar zware ongelukken”, herinnert Taylor zich. “Op de terugreis van de laatste Grand Prix van 1963 kwam Colin Chapman naar me toe met het voorstel het volgende jaar alleen sportwagenraces en Formule 2 te rijden, zodat ik wat meer rust zou hebben. In werkelijkheid wilde hij mijn salaris niet meer betalen!”

Belofte

Taylor slaat het aanbod van Chapman af en verlaat Lotus, waar hij direct wordt opgevolgd door Peter Arundell. “Ik denk dat Trevor er genoeg van had om telkens te voet terug te keren naar de pits als zijn auto weer eens was stukgegaan”, grinnikt Arundell in een interview uit 1984. Arundell rijdt al een paar jaar in de Formule Junior en wacht op zijn kans. Als Taylor vertrekt, wordt hij aangesteld om voor Lotus in de Formule 1, Formule 2 en toerwagens te rijden. Ook Clark wordt door Chapman in alle mogelijke klassen ingezet, een taak die de veelzijdige Schot maar al te graag vervult.

1966: Jim Clark (l) met Peter Arundell op Spa-Francorchamps (Motorsport Images)

“Het was wel duidelijk wie de nummer één was”, zegt Arundell. “Zelfs in de Lotus Cortina mocht ik Jimmy niet verslaan.” Toch is het juist Arundells winnaarsmentaliteit die Chapman besluit voor de Brit te kiezen. “Het leek wel of alle coureurs gehypnotiseerd waren door het talent van Jimmy”, vertelt Chapman eind jaren zeventig in een interview. “Peter niet. ‘Geef me een gelijkwaardige auto en ik versla hem’, zei hij. Die toon beviel me wel.”

Arundell maakt de belofte niet waar: na een handvol Grands Prix heeft hij tijdens een Formule 2-race op Reims een ernstig ongeluk, waarna hij bijna een jaar moet revalideren. Chapman belooft een plekje voor hem vrij te houden en in 1966 is hij er weer bij, opnieuw naast Jim Clark maar nu ook met Mike Spence als teamgenoot. “Ik was kennelijk de nummer drie in het team geworden, maar ik was allang blij dat Chapman zijn woord had gehouden en me een plekje gaf.”

In Arundells afwezigheid heeft Lotus in 1965 een dominant jaar beleefd, waarin Clark zes overwinningen boekt en wereldkampioen wordt. Maar in 1966 is het motorenreglement veranderd en moeten de teams met een cilinderinhoud van drie liter gaan rijden. Lotus kiest bij gebrek aan beter voor de complexe BRM H16-motor. Clark kan er aardig mee overweg en boekt op Watkins Glen zijn enige overwinning van dat seizoen, maar Arundell vervloekt de fragiele motor. “Ik probeerde zo voorzichtig te rijden dat de motor niet kapot zou gaan, maar het hielp niet. Mensen gingen zeggen dat ik na mijn ongeluk niet meer zo snel was als voorheen. Bovendien zat Chapman me voortdurend op de huid. Ik werd er bloednerveus van en aan het eind van 1966 zat ik zonder zitje.” Arundell zal na dat seizoen nooit meer in de Formule 1 rijden.

Squash zonder muren

De kortstondige terugkeer van Arundell in 1966 betekent het vertrek van Spence, de vervanger van de man die op zijn beurt Trevor Taylor verving. Maar ook nadat Arundell zijn onmogelijke taak heeft opgegeven, komt er geen plek vrij voor Spence. Lotus gaat in 1967 na het mislukte jaar met BRM-motoren een samenwerking aan het Cosworth. De ontwikkeling van wat uiteindelijk de succesvolste Formule 1-motor ooit zal worden, wordt gefinancierd door Ford. Zij zien in ruil voor hun investering graag twee volwaardige coureurs bij Lotus, waardoor Chapman genoodzaakt is naast Clark nog een toprijder aan te trekken.

1967: Lotus-coureurs Jim Clark (m) en Graham Hill (r) (Motorsport Images)

De keuze valt op Graham Hill, in 1962 al eens wereldkampioen en ontevreden over de gang van zaken bij BRM. Zijn plek wordt ingenomen door Spence, wat niet geheel voor de hand ligt gezien de mening van BRM-baas Louis Stanley over de Britse coureur. “Mike Spence doet erg zijn best, maar zonder al te veel resultaat. Hij doet me denken aan en squashspeler op een baan zonder muren.” Jackie Stewart roemt vooral het karakter van Spence. “Hij was enorm aardig, té aardig eigenlijk. In dat opzichte paste hij goed bij Clark, maar hij werd overweldigd door de snelheid van Jimmy.”

De snelkookpan van Lotus past Spence niet, ook omdat hij, anders dan Taylor en Arundell die in elk geval een vaste plek binnen het team hadden, slechts wordt opgeroepen als vervanger. In zeventien Grands Prix voor Team Lotus scoort Spence één podiumplaats, ironisch genoeg in zijn laatste race voor het team. Dan vertrekt Spence naar BRM om Hill op te volgen. “Hij was de perfecte man voor ons”, zegt voormalig BRM-ontwerper Peter Wright. “Mike was een hele goede testrijder en communiceerde goed met de technici.” Precies de eigenschappen die Chapman niet nodig had, want daar had hij immers Jim Clark voor.

Stuurfout

Toch roept Chapman in het voorjaar van 1968 zijn supersub terug. Onder droevige omstandigheden, want op 7 april is Jim Clark tijdens een Formule 2-race op Hockenheim verongelukt. De Schot zou dat jaar naast zijn Formule 1-campagne proberen voor de tweede maal de Indy 500 te winnen en Spence wordt door Lotus opgeroepen als zijn vervanger op de Brickyard in de experimentele turbine-aangedreven Lotus 56. Het is precies een maand na de dood van Jim Clark als Spence een stuurfout maakt in de eerste bocht van de Indiananapolis Motor speedway. De Lotus raakt de muur en het afgebroken voorwiel klapt precies op de helm van de ongelukkige coureur.

Mike Spence overlijdt later die dag in het ziekenhuis.

De nieuwste editie van FORMULE 1 Magazine ligt nu in de winkel. Met zoals altijd boeiende verhalen, interessante reportages, achtergronden en interviews, duiding over techniek en onderscheidende fotografie! In dit nummer onder meer:

  • Zorgeloze kampioen: Max Verstappen domineert in Bahrein
  • Nyck de Vries bij AlphaTauri: rookie of kopman?
  • Historie: waarom iedere coureur bij Lotus in de schaduw reed van Jim Clark
  • Preview GP Australië: Gianni Morbidelli blikt terug op zijn enige race voor Ferrari
  • De allermooiste foto’s van Peter van Egmond
  • En verder alles over de Grand Prix van Bahrein!

Gratis verzending in Nederland!