Met het organiseren van de Olympische Spelen wil je als land uitstralen dat je welvarend genoeg bent om dat überhaupt te kunnen doen, ga je voor eeuwige roem en vorm je een aantrekkelijk affiche om toeristen te lokken.Miljoenen mensen over de hele wereld zagen afgelopen zomer beelden van de toeristische trekpleisters van China en zullen ongetwijfeld daardoor op het idee zijn gekomen naar het land af te reizen. Helemaal volgens plan. Een bezoek aan de Chinese ambassade in Den Haag zal ze ongetwijfeld op een ander idee hebben gebracht.

Voor een bezoek moet je hoe dan ook een visum hebben. Een paar jaar geleden had je niet meer dan een pasfoto, naam van het hotel en een paar uur geduld nodig om dat voor elkaar te krijgen. Anno 2008, het jaar van de Spelen, hebben ze de hele procedure op zijn kop gezet. Je moet nu elke stap die je in China wil maken verantwoorden.

Fotograaf Peter van Egmond reisde maar liefst driemaal naar Den Haag om zijn visum te regelen. De eerste keer kwam hij onverrichte zaken terug. Om 9.15 uur was het al zo druk, dat zijn zaak niet meer in behandeling werd genomen en dat terwijl de deuren van de ambassade pas om 9 uur open gaan. De eerste mensen staan echter om half acht ’s ochtends al voor de deur om zich ervan te verzekeren in ieder geval aan de beurt te komen. Dan ben je er echter nog niet, want je moet op een andere dag terugkomen om je paspoort op te halen.

Voor mij stond een echtpaar dat naast Beijing een bezoek wilde brengen aan Xian. Ze hadden hun vluchtgegevens mee, de naam en adressen van de hotels, paspoort, pasfoto’s, geld: kortom aan alles was gedacht. De ambassade-medewerker wilde echter weten hoe ze dachten van Beijing naar Xian te reizen. Met de trein, luidde het antwoord. Het echtpaar was echter niet in het bezit van de benodigde treinkaartjes en dus was de ambassade-medewerker onverbiddelijk: geen visum. Dat is slechts één voorbeeld. Er zijn nog steeds collega’s die vastzitten in Japan, in afwachting van het juiste visum om naar de Chinese Grand Prix te kunnen reizen.

Eenmaal in China heb je het gevoel blij te moeten zijn dat ze je het land überhaupt hebben ingelaten. Maar de Chinezen zijn onbeschoft, kennen het woord privacy niet en zitten op de meest ongewenste momenten aan je. In winkelcentra ontpoppen ze zich tot stalkers, ze roggelen en spugen dat het een lieve lust is en zijn bovendien maniakken in het verkeer. Gebruikt wc-papier moet in een prullenbak gedeponeerd worden waar het gaat broeien en dus onwijs stinken, hun Engels is schandalig slecht en honden en katten eten ze hierop alsof het een boterham met pindakaas betreft. Om over de mensenrechten nog maar te zwijgen.

En toch heeft het wel wat, dat China. Het heeft natuurlijk een geweldig interessante geschiedenis, bovendien willen ze heel graag en doen ze hun best erbij te horen. Shanghai is uitgegroeid tot een mix van shoppingmalls, hotels en zakencentra. Maar daartussen vind je nog de kleine ondernemers die op de hoek van de straat voor 3 euro winterjassen verkopen. En dat zijn de dingen die China zo fascinerend maken. Daarnaast besef ik me dat het altijd erger kan: een Grand Prix in Magny Cours – om maar een voorbeeld te noemen.