Spanjaarden eten laat, zo meende ik me te herinneren en dus leek het me geen probleem om rond negen uur de oude binnenstad van Jerez in te lopen voor het avondmaal.Kennelijk had ik me vergist, of er gelden in dit deel van Spanje andere normen, want terwijl de halve stadbevolking al luid joelend aan de borrel zat, moest ik nog een restaurant vinden dat er enigzins betamelijk uitzag.

Dolend door almaar smaller wordende steegjes vond ik in de schaduw van een beschimmelde kerk een restaurant waar ik in elk geval niet de enige bezoeker zou zijn.

Helaas beheers ik de Spaanse taal nauwelijks, deels uit luiheid en deels uit afkeer van de mottige, naar natte labradors ruikende leraar die dit vak op mijn oude school gaf. In ratelend Spaans gaf de serveerser mij een even bevlogen als zinloze uiteenzetting van de menukaart.

Nu ben ik geen groot vleeseter, deels uit dierenliefde maar ook omdat ik het leven deel met een Gezonde Eter, die aan deze levensstijl niet alleen een grotendeels vegetarische dan wel macrobiotische vriendenkring, maar ook haar ranke postuur te danken heeft. Daarnaast doet het beeld van een tot zijn knieën in zijn eigen stront wankelend kistkalf mijn eetlust doorgaans geen goed.

Het werd dus de aanbeveling van de waardin, waarin ik iets met bonen en tomaten meende te herkennen. Luidkeels schreeuwde ze mijn bestelling door naar de kok, waarop de enige vier overige bezoekers zich schaterend uit de voeten maakten. Mijn twijfel nam al toe.

Het eten werd opgediend. Het was een soort biefstuk die, afgaand op het formaat en de structuur van het vlees, in levenden lijve moest hebben toebehoord aan een genetisch gemanipuleerde reuzenschildpad, of uit een kalf dat de pech had gehad als siamese tweeling op de wereld te zijn gekomen. Ernaast lagen vier spercieboontjes en een tomaat.

Dát had ik dan in elk geval wel goed verstaan.