Het testverbod tijdens het seizoen heeft flinke gevolgen. Niet alleen voor de teams, maar ook voor de media.

De eerste Formule 1-auto die ik in het echt zag, was een zilverkleurige Eurobrun ER 198-B. Geen auto om bij te schrijven in de eregalerij van de Formule 1 – Roberto Moreno reed er in 1990 twee Grands Prix mee en dat was het – maar op mij maakte hij een grote indruk. Ik was twaalf en het was een echte F1-auto.

Datzelfde jaar stond ik voor het eerst oog in oog met een rijdende F1. Jonathan Palmer reed in Zandvoort tijdens de Masters een demo in een oude McLaren. Het circuit was toen veel korter dan nu, Palmer was binnen een minuut rond, maar het geluid was oorverdovend en ik vond het prachtig.

Mijn allereerste Formule 1-test bezocht ik in 2002. De regels waren toen nog niet zo strak als nu, teams mochten het hele jaar door testen en nodigden regelmatig pers uit. Ik was te gast bij Toyota en alles was geregeld: we kregen ereplaatsen vlak boven de pitbox, teambaas Ove Andersson schoof ’s avonds aan bij het diner en de coureurs Mika Salo en Allan McNish kwamen tussendoor een praatje maaken. In kleine groepjes werden we door de pitbox rondgeleid.

Hoe anders is het nu. Slechts vijftien testdagen per jaar hebben de teams tot hun beschikking, die bovendien allemaal geregisseerd worden door de FIA. In je eentje iets uitproberen op een verlaten circuit is er niet meer bij, een technische vondst verborgen houden voor de rest is bijna onmogelijk.

Vandaar dat de teams hun schaarse testdagen zo efficiënt mogelijk invulllen. Media kunnen ze daarbij missen als kiespijn, maar omdat ook wij onze verhalen moeten schrijven zit het mediacentrum hier in Jerez redelijk vol. Camerabeelden zijn er niet, wie de auto’s wil zien rijden moet ergens langs de baan gaan staan. In de pitstraat worden de garages angstvallig afgeschermd. Alleen als een auto vertrekt of terugkeert gaan de schermen even opzij, daarna is er niets meer te zien. Fotografen hebben maar een paar seconden om de auto in de pits te fotograferen.

Vorig jaar was ik hier ook. Een goede methode om te zien wat de teams precies aan het testen waren, waren toen de felle flow viz-sporen op de auto’s. Dat is olie met een kleurtje die met een spuitbus op een bepaald deel van de auto gespoten werd, om zo de luchtstroom op die delen in beeld te brengen. Ik ben geen aerodynamicus, maar het gaf toch een indicatie van wat er aan de hand was.

Dit jaar is er geen verf te zien. Niet omdat het niet gebruikt wordt, maar omdat de teams ook hier een manier hebben gevonden om een rookgordijn op te trekken. “Het is er nog wel, maar bijna iedereen gebruikt tegenwoordig infrarode verf”, hoorde ik van een engineer. “In de pitbox zetten ze er ultraviolet licht op en pas dan zie je de uitgewaaide verfsporen.”

Formule 1-tests zijn van een media-evenement veranderd in een besloten feestje.